In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van omgevingsvergunningen voor het plaatsen van transparante en wegschuifbare balkonbeglazing aan drie adressen in Alphen aan den Rijn. De eisers, bewoners van de betreffende woningen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, dat op 27 juli 2020 omgevingsvergunningen had verleend voor deze bouwactiviteiten. In een eerdere tussenuitspraak van 24 februari 2023 had de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid en onvoldoende was gemotiveerd. De rechtbank gaf verweerder de gelegenheid om het geconstateerde gebrek te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 26 april 2023 een gewijzigd besluit genomen, waarin werd besloten om in afwijking van het bestemmingsplan omgevingsvergunningen te verlenen voor de bouwactiviteiten. De rechtbank heeft vervolgens het beroep van eisers gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel was dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten dat de bouwactiviteiten in overeenstemming waren met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de eerdere besluiten niet voldoende waren onderbouwd en dat de belangen van de eisers in de afweging onvoldoende waren meegenomen.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden en heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.092,50. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak voor bestuursorganen om hun besluiten goed te motiveren, vooral wanneer deze in strijd zijn met het bestemmingsplan.