Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 27 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
gehoor veilig land van herkomst” op 1 september 2021 een verhoor met eiser heeft plaatsgevonden en op 10 november 2022 een gehoor, waarin hij zijn medische/psychische klachten concreet had kunnen maken, hetgeen hij echter niet heeft gedaan terwijl dit wel op zijn weg ligt. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er voor verweerder in eerste instantie geen indicatie aanwezig was om aan eiser een medisch onderzoek aan te bieden. Overigens was er ook geen medisch onderzoek nodig gelet op het volgende. Uit artikel 18, eerste lid, van de Procedurerichtlijn volgt dat de lidstaten een medisch onderzoek gelasten wanneer de beslissingsautoriteit dit voor de beoordeling van een asielverzoek relevant acht. Hieruit volgt dat verweerder beoordelingsruimte toekomt voor het al dan niet noodzakelijk achten van medische onderzoek. Verweerder is op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn dus niet zonder meer gehouden tot het doen verrichten van medisch onderzoek. Uit artikel 3.109ca van het Vb 2000 in samenhang met artikel 3.109, vijfde lid, van het Vb 2000 volgt dat wanneer de aanvraag vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden verklaard met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 geen medisch onderzoek wordt aangeboden.