In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 juni 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Lavell, heeft op 15 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 21 april 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. In zijn beoordeling wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe, waarbij hij aangeeft dat de uitkomsten van een nieuw ingediend document, waarin verzoeker stelt minderjarig te zijn, moeten worden afgewacht. De staatssecretaris heeft deze documenten ingenomen voor onderzoek, en de voorzieningenrechter oordeelt dat het niet wenselijk is om de uitspraak in de voorlopige voorzieningprocedure af te wachten.
De voorzieningenrechter concludeert dat de toewijzing van de gevraagde voorziening niet ingrijpend is, aangezien verzoeker tot de uitspraak op zijn beroep niet mag worden overgedragen aan Duitsland. Tevens heeft verzoeker recht op vergoeding van de proceskosten, die door de staatssecretaris moeten worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op de verrichte proceshandeling door de gemachtigde. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.