ECLI:NL:RBDHA:2023:9064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
24 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 juni 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Lavell, heeft op 15 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 21 april 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland op basis van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. In zijn beoordeling wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe, waarbij hij aangeeft dat de uitkomsten van een nieuw ingediend document, waarin verzoeker stelt minderjarig te zijn, moeten worden afgewacht. De staatssecretaris heeft deze documenten ingenomen voor onderzoek, en de voorzieningenrechter oordeelt dat het niet wenselijk is om de uitspraak in de voorlopige voorzieningprocedure af te wachten.

De voorzieningenrechter concludeert dat de toewijzing van de gevraagde voorziening niet ingrijpend is, aangezien verzoeker tot de uitspraak op zijn beroep niet mag worden overgedragen aan Duitsland. Tevens heeft verzoeker recht op vergoeding van de proceskosten, die door de staatssecretaris moeten worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op de verrichte proceshandeling door de gemachtigde. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12296

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Lavell),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
1.1.
Verzoeker heeft op 15 november 2022 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 21 april 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. [1]
1.2.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoeker heeft in beroep nieuwe documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij minderjarig is. De staatssecretaris heeft deze documenten ingenomen voor onderzoek.
4. Gelet op de betrokken belangen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de uitkomsten van dit onderzoek moeten worden afgewacht. Op dit moment is niet bekend wanneer de resultaten van dit onderzoek bekend zullen zijn en wanneer de staatssecretaris een standpunt daarover kan innemen. Gelet op de termijnen is het niet wenselijk om in deze voorlopige-voorzieningprocedure de uitspraak in beroep af te wachten.
5. Toewijzing van de gevraagde voorziening is niet ingrijpend. Het opschorten van de rechtsgevolgen van het besluit van 21 april 2023 betekent slechts dat verzoeker totdat op zijn beroep uitspraak wordt gedaan niet mag worden uitgezet. Toewijzing van het verzoek heeft ook geen onomkeerbare gevolgen, omdat de overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening hierdoor wordt opgeschort.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Duitsland totdat op het beroep is beslist.
7. Omdat het verzoek wordt toegewezen heeft verzoeker recht op vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft één proceshandeling verricht, namelijk het indienen van het verzoekschrift. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 837,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen totdat is beslist op het beroep;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL23.12295.
2.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.