ECLI:NL:RBDHA:2023:9066
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres heeft deze aanvraag ingediend om bij haar zoon, referent, te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 19 november 2021 afgewezen, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 21 februari 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, de referent, en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geweigerd om eiseres een mvv te verlenen, omdat zij niet voldoet aan de vereisten van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, b of c van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar heeft afgewezen, maar de rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de proceskosten niet hoeft te vergoeden, omdat het primaire besluit niet is herroepen.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen in bezwaar, omdat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond was. De rechtbank concludeert dat er geen beoordelingsruimte was, aangezien eiseres niet aan de algemene voorwaarden voor nareis voldoet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af.