ECLI:NL:RBDHA:2023:9080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL23.6634
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om vrijstelling van griffierecht

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank, zittende in Amsterdam, heeft op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat het beroep gegrond is. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft in zijn verweerschrift verzocht om een beslistermijn van vier weken. De rechtbank heeft echter besloten om een kortere beslistermijn van twee weken op te leggen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de ingebrekestelling op 19 februari 2023. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 16 april 2023 een besluit had moeten nemen. Aangezien deze termijn is verstreken, heeft de rechtbank verweerder opgedragen om zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak, een besluit op de aanvraag te nemen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 627,75. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.6634
[v nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank doet uitspraak zonder een zitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiser hoeft dus geen griffierecht te betalen
2. Partijen zijn het erover eens dat het beroep gegrond is. De rechtbank gaat daarvan uit.
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift verzocht om een beslistermijn van vier weken.
4. De rechtbank ziet aanleiding om aan verweerder een beslistermijn van twee weken op te leggen. Anders dan in voorgaande uitspraken in vergelijkbare zaken zal de rechtbank de nadere beslistermijn berekenen vanaf datum ontvangst van de ingebrekestelling, in dit geval dus vanaf 19 februari 2023. Verweerder wist op dat moment namelijk al dat hij te laat is met het beslissen op de aanvraag, terwijl verweerder ook bekend is met de nadere beslistermijnen die rechtbanken opleggen in dergelijke zaken. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 16 april 2023 alsnog een besluit bekend moest maken. Nu de termijn van vier weken na de ingebrekestelling is verstreken, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder op te dragen om zo snel mogelijk op de aanvraag te beslissen, maar uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Dit betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
5. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- is verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 627,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een reactie op het verweerschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op
uiterlijk binnen twee wekenna de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-; en,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 627,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).