ECLI:NL:RBDHA:2023:9147

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
NL22.13589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende verblijfsdocument EU/EER

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 23 juni 2022 het bezwaar van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER ongegrond had verklaard. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt. Echter, de rechtbank had eerder op 22 november 2022 uitspraak gedaan op een beroep met zaaknummer NL22.13588, waardoor niet langer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Awb. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13589

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER
ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening treffen indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld.
2. Bij uitspraak van 22 november 2022 heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep met zaaknummer NL22.13588, zodat niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste. Het verzoek is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.