ECLI:NL:RBDHA:2023:919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over asielaanvragen en beslistermijnen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de opposanten tegen een eerdere uitspraak van 11 september 2020. De rechtbank had toen de beroepen van de opposanten gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op hun asielaanvragen. De rechtbank had bepaald dat de staatssecretaris een bestuurlijke en rechterlijke dwangsom verschuldigd was en dat er binnen een bepaalde termijn een besluit moest worden genomen. De opposanten, die gezamenlijk met hun minderjarige kinderen optraden, hebben op 4 oktober 2020 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, zonder te verzoeken om een zitting.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure geoordeeld dat de eerdere uitspraak zonder zitting kon worden gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De opposanten stelden dat de rechtbank ten onrechte een beslistermijn van 16 weken had opgelegd, omdat de opposant al op 10 september 2020 was gehoord. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beslistermijn van 16 weken op het moment van het sluiten van het onderzoek correct was, en dat de staatssecretaris inmiddels op 8 en 14 oktober 2020 alsnog inwilligend had beslist op de asielaanvragen. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor het verzet.
De rechtbank heeft het verzet dan ook niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.