ECLI:NL:RBDHA:2023:919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
NL20.7296 en NL20.7809
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over asielaanvragen en beslistermijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in het verzet van de opposanten tegen een eerdere uitspraak van 11 september 2020. De rechtbank had toen de beroepen van de opposanten gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op hun asielaanvragen. De rechtbank had bepaald dat de staatssecretaris een bestuurlijke en rechterlijke dwangsom verschuldigd was en dat er binnen een bepaalde termijn een besluit moest worden genomen. De opposanten, die gezamenlijk met hun minderjarige kinderen optraden, hebben op 4 oktober 2020 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, zonder te verzoeken om een zitting.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure geoordeeld dat de eerdere uitspraak zonder zitting kon worden gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De opposanten stelden dat de rechtbank ten onrechte een beslistermijn van 16 weken had opgelegd, omdat de opposant al op 10 september 2020 was gehoord. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beslistermijn van 16 weken op het moment van het sluiten van het onderzoek correct was, en dat de staatssecretaris inmiddels op 8 en 14 oktober 2020 alsnog inwilligend had beslist op de asielaanvragen. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor het verzet.

De rechtbank heeft het verzet dan ook niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.7296 en NL20.7809

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam opposant], opposant en

V-nummer: [V-nummer opposant]
[naam opposante], opposante,
V-nummer: [V-nummer opposante]
gezamenlijk te noemen opposanten,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam kind 1], geboren op [geboortedag kind 1] 2009,
[kind 2], geboren op [geboortedag kind 2] 2012,
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 11 september 2020 heeft de rechtbank de beroepen van opposanten tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan opposanten een bestuurlijke alsook een rechterlijke dwangsom verschuldigd is. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden het eerste gehoor afneemt en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit aan opposanten bekendmaakt, in ieder geval binnen zestien weken na de uitspraak. Ook heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van opposanten.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak op 4 oktober 2020 verzet gedaan.
Opposanten hebben niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid tot vereenvoudigde afdoening als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. In verzet kan in beginsel uitsluitend worden beoordeeld of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling van de beroepen is overgegaan.
2. Opposanten stellen zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een beslistermijn van uiterlijk 16 weken van toepassing is. Opposant heeft op 10 september 2020 bericht dat hij al gehoord is. Nu de eerste acht weken van de beslistermijn van 16 weken gaan over het horen, terwijl opposant heeft verklaard dat hij al gehoord was, had de rechtbank verweerder een beslistermijn moeten opleggen van acht weken in plaats van zestien weken.
3. Verweerder heeft bij besluiten van 8 oktober 2020 en 14 oktober 2020 alsnog inwilligend beslist op de asielaanvragen van opposanten. Nu hiermee tegemoet is gekomen aan de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zal het verzet wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. De rechtbank overweegt dat uit de gedingstukken blijkt dat het bericht dat opposant gehoord is op 10 september 2020 om 17.10 uur in dossier NL20.7809 is geupload. Uit het zaakverloop blijkt dat het onderzoek in deze zaak op 8 september 2020 om 14.31 uur is gesloten. Op het moment van het sluiten van het onderzoek was het opleggen van een beslistermijn van 16 weken juist, zodat het verzetschrift niet leidt tot een proceskostenveroordeling van verweerder.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.