In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 mei 2023, is het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 26 april 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 25 oktober 2022. Echter, op 27 september 2022 is er een besluit (WBV 2022/22) van kracht geworden dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op dat moment nog niet waren verstreken, met negen maanden verlengt. Dit betekent dat de beslistermijn voor de aanvraag van eiser nog niet was verstreken op het moment dat hij op 28 januari 2023 een ingebrekestelling indiende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de termijn om te beslissen op de aanvraag nog liep. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden en het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.