In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een locatieverbod was opgelegd door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Het locatieverbod gold voor de COA-locatie in Maastricht en was van kracht voor de duur van een week, te beginnen op 20 juni 2023. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zich in een kwetsbare positie bevond door PTSS met psychotische en suïcidale kenmerken. Hij stelde dat verplaatsing naar een andere opvanglocatie, het AZC te Heerlen, niet wenselijk was.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Verzoeker had namelijk opvang op een andere locatie en het locatieverbod leidde niet tot onthouding van opvang en verstrekkingen. Bovendien heeft verzoeker zijn medische situatie niet met concrete stukken onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van het COA niet evident onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen als ongegrond.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open.