ECLI:NL:RBDHA:2023:9284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
AWB 23/6391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot plaatsing in Handhaving- en Toezichtlocatie na agressief gedrag van asielzoeker

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Algerijnse asielzoeker en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, was op 29 mei 2023 betrokken bij een incident waarbij hij zich verbaal en fysiek agressief gedroeg. Dit leidde tot een besluit van het COa om eiser te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen. Eiser had beroep ingesteld tegen dit plaatsingsbesluit, stellende dat het disproportioneel was, omdat hij nooit de intentie had om daadwerkelijk met een mes te steken en spijt had betuigd voor zijn gedrag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het COa terecht het incident als grondslag voor de maatregel heeft gebruikt, gezien de ernst van de gedragingen van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van eiser een zeer grote impact hebben gehad op de betrokken COa-medewerkster en beveiligers. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/6391

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 31 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hier: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de gronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 6 juni 2023 de HTL verlaten.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit heeft verweerder besloten om eiser met ingang van 31 mei 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder is geconstateerd dat eiser zich op 29 mei 2023 schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een (zeer) grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft eiser zich verbaal en fysiek agressief gedragen door beveiligers uit te schelden en een COa-medewerker met een mes te bedreigen. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen heeft verweerder geen aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in de HTL rechtvaardigt. Bovendien is eerder, naar aanleiding van een ander incident getracht het gedrag van eiser te beïnvloeden doormiddel van het voeren van een correctiegesprek.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het plaatsingsbesluit en stelt dat het besluit disproportioneel is. Eiser heeft namelijk duidelijk te kennen gegeven dat het nooit zijn bedoeling is geweest om feitelijk met het mes te steken. Ook heeft eiser zijn excuses aangeboden en spijt betracht. Eiser had eerst een serieuze waarschuwing dienen te krijgen, temeer nu eiser nooit een vergelijkbare beslissing werd opgelegd.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser ook beroep heeft ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel op grond waarvan eiser zich binnen de HTL en een aangewezen gebied moest begeven. Op het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is al beslist door deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, op 21 juni 2023 (NL23.17123).
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het incident van 29 mei 2023 ten grondslag kunnen leggen aan het bestreden besluit. De rechtbank stelt vast dat eiser het incident dat op 29 mei 2023 heeft plaatsgevonden en dat heeft geleid tot de HTL-plaatsing in beroep niet als zodanig heeft bestreden. De rechtbank gaat uit van het incident zoals opgenomen in de verslaglegging van het COa. Uit de verslaggeving volgt dat eiser zich verbaal en fysiek agressief heeft gedragen richting de aanwezigen beveiligers en een COa-medewerkster. Eiser heeft de beveiligers uitgescholden en de COa-medewerkster bedreigd met een mes door steekbewegingen in haar richting te maken. De COa-medewerkster kon het mes net ontwijken doordat zij zichzelf met haar bureaustoel naar achter kon duwen. Toen de beveiligers ingrepen en probeerden het mes van eiser af te pakken, probeerde eiser ook steekbewegingen te maken in de richting van een beveiliger. Het lukte de beveiliger uiteindelijk om het mes af te pakken en eiser op de grond te leggen.
4.1.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de gedragingen van eiser terecht aangemerkt als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan bij de COa-medewerkster en de beveiligers. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat het plaatsingsbesluit disproportioneel is geweest. In wat eiser heeft aangevoerd, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen reden hoeven zien om eerst een lichtere maatregel aan eiser op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft overwogen dat het effectueren van opvang in eisers geval (thans) enkel mogelijk is door hem te plaatsen in de HTL, gelet op het door hem veroorzaakte incident in de reguliere opvangvoorziening. De rechtbank acht hierbij van belang dat verweerder hiertoe een individuele afweging heeft gemaakt (zie pagina 5 van het plaatsingsbesluit). Dat eiser achteraf heeft aangegeven dat het nooit zijn intentie is geweest om ook daadwerkelijk met het mes te steken en dat hij spijt heeft van het incident, doet niet af aan de ernst en de impact hiervan. Verweerder stelt terecht dat eiser op een andere manier aandacht had kunnen en moeten vragen voor zijn eigen situatie.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, op 28 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.