In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 23 juni 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had zijn mvv-aanvraag op 25 mei 2022 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 25 november 2022 een besluit moeten nemen. Eiser heeft verweerder op 23 februari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 10 maart 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 en het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.