Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1969 en heeft de Iraakse nationaliteit. Op 18 januari 2021 heeft eiser een aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder aan het BMAgevraagd om advies uit te brengen over de toepasselijkheid van artikel 64 van de Vw.
2. Op 10 september 2021 heeft het BMA-advies uitgebracht. De BMA-arts heeft vastgesteld dat eiser een ernstige chronische angststoornis en PTSSheeft en daarvoor onder behandeling staat van de POH-GGZ. Ook heeft eiser in het verleden diazepam gebruikt in het kader van zijn klachten, maar dat heeft niet tot verbetering geleid. Aan de hand van de verkregen informatie verwacht de BMA-arts dat het uitblijven van ambulante psychiatrische behandeling en medicatie niet zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. Om die reden is dan ook geen onderzoek gedaan naar de medische behandeling in het land van herkomst, Irak. Verder is geconcludeerd dat eiser kan reizen en voor zijn reis voldoende medicatie dient mee te nemen om de periode van de reis te kunnen overbruggen.
3. Verweerder heeft de aanvraag op basis van het BMA-advies van 10 september 2021 afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder gaat uit van de juistheid en volledigheid van het BMA-advies. Hoewel eiser heeft aangegeven dat het gebruik van medicatie weer is aangevangen en foto’s heeft overgelegd hiervan, is dat voor verweerder onvoldoende nu hij geen aanvullende informatie heeft verstrekt over het gebruik van deze medicatie en het ook onduidelijk is of dit op advies is van een behandelaar. Het slechts overleggen van foto’s kan niet leiden tot de conclusie dat zich op korte termijn een medische noodsituatie zal voordoen.
4. Eiser voert in beroep aan dat het BMA-advies geen compleet inzicht geeft van de situatie waarin hij verkeert eiser en van de klachten die hij ervaart. Zo zijn de klachten die de huisarts heeft benoemd ernstiger dan de klachten die door de BMA-arts zijn opgenomen in het advies. Verder wordt ten onrechte geen melding gemaakt van het feit dat eiser ook onder behandeling staat van de huisarts en is het BMA-advies ten aanzien van het medicijngebruik niet actueel en tegenstrijdig. Zo stelt eiser wel medicatie te gebruiken en wordt in het advies enerzijds vermeld dat medicatie niet wordt gebruikt en anderzijds geadviseerd om het gebruik van medicatie te continueren. Het advies is innerlijk tegenstrijdig en onzorgvuldig tot stand gebracht, aldus eiser.
5. Op 22 september 2022 is een nieuw BMA-advies uitgebracht. Uit dit advies volgt dat eiser lijdt aan een ernstige chronische angststoornis en PTSS heeft. Eiser verkeert in een chronische staat van paraatheid en staat voortdurend in de overlevingsmodus. Hij heeft stress, waardoor hij diffuse pijnklachten en hoofdpijn heeft en hij heeft slaapproblemen en moeite met het nemen van beslissingen. De onzekere situatie waarin hij zich bevindt, is een factor die het voorgaande in stand houdt, waarbij hij ook een voortdurende angst heeft voor uitzetting. Eiser is onder actieve medische behandeling. Hoewel bij het uitblijven van ambulante psychiatrische behandeling en medicatie er een kans bestaat op toename van de bestaande klachten, kan het ook zijn dat er geen effect is, gelet op het beperkte effect van de behandelingen afgezet tegen het langdurige beloop. Verder volgt uit het advies dat de BMA-arts gelet op het voorgaande geen medische noodsituatie verwacht op korte termijn, omdat uit de verkregen informatie niet is gebleken dat sprake is van klinische psychiatrische opnames, psychoses in het verleden of van andere belangrijke crisissituaties zoals een suïcidepoging. Tot slot volgt uit het BMA-advies dat eiser in staat wordt geacht te reizen, waarbij wordt geadviseerd om voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te kunnen overbruggen.
6. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Vrijstelling griffierecht
7. Eiser heeft verzocht om hem vrij te stellen van het griffierecht voor de behandeling van het beroep wegens betalingsonmacht. Eiser heeft met de door zijn verschafte gegevens aannemelijk gemaakt dat hij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt. Eiser wordt vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen. Om die reden zal het beroep niet niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen. Volgens paragraaf A3/7.1 van de Vcverleent verweerder uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw wanneer er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRMom medische redenen. Hiervan is volgens dit beleid uitsluitend sprake:
Als uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie; en
Als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf niet beschikbaar is; of
Als in geval de noodzakelijke medische behandeling wel beschikbaar is, gebleken is dat deze aantoonbaar niet toegankelijk is.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Afdelingis een BMA-advies aan te merken als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris.De staatssecretaris moet op grond van artikel 3:2 van de Awbzich ervan vergewissen dat een door hem gebruikt deskundigenrapport – naar de wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Als dit het geval is, mag de staatssecretaris in beginsel van de juistheid van het advies uitgaan. Een vreemdeling kan met een contra-expertise deze inhoudelijke juistheid betwisten. Met stukken van zijn behandelaars kan een vreemdeling de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een deskundigenadvies aan de orde stellen, dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan.
10. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de informatie van de behandelaars die eiser heeft overgelegd concrete aanknopingspunten vormen voor twijfel aan de inhoud van het BMA-advies. In de brief van de huisarts van 1 augustus 2022 is ten aanzien van de klachten van eiser opgenomen dat bij terugkeer sprake zou zijn van een hoog re-traumatiserend risico, waarbij een aanzienlijke kans is op volledige psychische decompensatie. Deze informatie heeft de huisarts van eiser ook bij brief van 25 juli 2021 aan verweerder verstrekt. Uit het meest recente BMA-advies blijkt dat bij het uitblijven van ambulante psychiatrische behandeling en medicatie er een kans bestaat op toename van de bestaande klachten. Ondanks deze vaststelling is de BMA-arts tot de conclusie gekomen dat bij het uitblijven van de genoemde behandeling verwacht wordt dat zich op korte termijn geen medische noodsituatie zal voordoen. De rechtbank is met eiser van oordeel dat deze constateringen tegenstrijdig zijn. Hoewel niet in geschil is dat behandeling in het verleden beperkt effect heeft gehad, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat het effect is op eisers medische toestand als hij terugkeert naar Irak en geen van de genoemde behandelingen zal krijgen. Daar komt bij dat uit de brief van de huisarts van 14 september 2022 volgt dat bij eiser zonder de genoemde behandelingen bij terugkeer naar Irak een verstoring van het evenwicht tussen draaglast en draagkracht zal optreden. Deze heeft eiser in afgelopen jaren met moeite, dankzij de behandelingen, in balans weten te houden. Tot slot merkt de rechtbank op dat onvoldoende rekening is gehouden met de achtergrond van eiser en de achtergrond van zijn medische situatie die verband houdt met wat hem in Irak is overkomen.
11. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb.Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).