ECLI:NL:RBDHA:2023:9423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
22/7753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring in het bestuursrecht met betrekking tot huisvesting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres, die met haar twee kinderen in een maisonnette woont, heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring vanwege overlast door hangjongeren. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op basis van meerdere algemene weigeringsgronden, waaronder het feit dat eiseres het huisvestingsprobleem had kunnen voorkomen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 13 juni 2023 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij onder andere een verklaring van haar huisarts heeft overgelegd. Eiseres betoogde dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat de hardheidsclausule ten onrechte niet was toegepast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college bij de beoordeling van aanvragen voor urgentieverklaringen beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt en dat het beleid van het college niet onredelijk is, gezien het grote aantal aanvragen en het beperkte aantal beschikbare woningen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres eerder passende woonruimte had kunnen accepteren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de situatie van eiseres niet zo uitzonderlijk was dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft bepaald dat verweerder de kosten van de procedure niet hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Prins),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. C.R. Kross).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 25 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 13 juni 2023 met een videoverbinding. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres woont met haar twee kinderen in een maisonnette in [plaats 1] en zij ondervinden overlast door hangjongeren, die haar bedreigen en de kelderbox gebruiken als verblijfplaats en toilet. Daarom heeft zij een aanvraag gedaan voor een urgentieverklaring. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zo heeft zij een verklaring van haar huisarts overgelegd om aan te tonen dat zij een urgentieverklaring nodig heeft, die verweerder buiten beschouwing heeft gelaten. Verder reageert ze op meer dan twee woningen per week. Tot slot heeft verweerder ten onrechte de hardheidsclausule niet toegepast, omdat de huidige situatie bij eiseres tot stress leidt en angsten uit haar verleden oproept.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht afgewezen?
4. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat verweerder bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat het restrictieve beleid van verweerder met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [2]
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat eiseres het huisvestingsprobleem had kunnen voorkomen. [3] Zo heeft eiseres tot ten minste twee jaar voorafgaand aan het indienen van de aanvraag passende woonruimte aangeboden gekregen in [plaats 2] en heeft zij deze geweigerd. [4] De stelling van eiseres dat de woning binnen zeer korte tijd was vergeven en ze daardoor geen tijd had om haar registratie in orde te maken, doet hier niet aan af. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om haar gegevens tijdig en correct in te voeren op Woonnet-Haaglanden. Het betoog van eiseres slaagt niet.
6. Nu één algemene weigeringsgrond al voldoende is om de urgentieaanvraag te weigeren, hoeven de andere algemene weigeringsgronden niet meer te worden besproken. [5] Verweerder hoefde om deze reden ook niet te beoordelen of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend. [6] Het betoog van eiseres dat verweerder de verklaring van haar huisarts ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten, slaagt dus niet.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
7. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule alleen is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen vanwege het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. [7] Hoewel de rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiseres en haar kinderen niet ideaal is, onderscheidt zij zich met haar woonsituatie onvoldoende van anderen die zich in een soortgelijke situatie bevinden. Verweerder heeft de belangen van de kinderen van eiseres voldoende meegewogen. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat de situatie van eiseres niet zo uitzonderlijk en schrijnend is dat verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4:5, aanhef en onder b, c, d, g, en m, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Huisvestingsverordening).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).
3.Zie artikel 4:5, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening.
4.Artikel 2.1.4, aanhef en onder b, van de Beleidsregel Urgentieverklaringen Den Haag 2019 (de Beleidsregel).
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3397).
6.Zie artikel 4:7, eerste lid en onder b, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.2.3, eerste lid, van de Beleidsregel.
7.Zie artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 4:1, eerste lid, van de Beleidsregel.