ECLI:NL:RBDHA:2023:9444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
NL23.17450
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke kader van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 29 juni 2023, wordt de rechtmatigheid van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is op 22 maart 2023 opgelegd en eerder getoetst op 6 april 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 15 juni 2023 aangegeven dat er 75 dagen zijn verstreken zonder dat er beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 22 juni 2023 gesloten en geen zitting gehouden.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank oordeelt dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Eiser had aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet reageren op verzoeken om een laissez-passer. De rechtbank oordeelt echter dat er geen reden is om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt, aangezien de Marokkaanse autoriteiten in het algemeen niet hebben aangegeven dat er voor eiser geen laissez-passer zal worden afgegeven.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt in de uitzetting. De rechtbank wijst erop dat er gesprekken zijn gevoerd met eiser en dat er voldoende pogingen zijn gedaan om contact te leggen met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank ziet geen grond om te concluderen dat de staatssecretaris niet voldoende voortvarend handelt. Uiteindelijk blijft de maatregel van bewaring in stand en wordt het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17450

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 22 maart 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder – bij uitspraak van 6 april 2023 – getoetst. [1]
1.2.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 15 juni 2023 laten weten dat 75 dagen zijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarom heeft de staatssecretaris verzocht om te beoordelen of de bewaring kan voortduren (de kennisgeving). Daarbij heeft de staatssecretaris een voortgangsrapportage overlegd. Eiser heeft op die voortgangsrapportage gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 22 juni 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt daarom of het voortduren van de maatregel rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
5. Uit de uitspraak van 6 april 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 4 april 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser betoogt dat nog steeds geen laissez-passer is afgegeven. Ook na vier schriftelijke rappels reageren de Marokkaanse autoriteiten niet. Kennelijk zijn de Marokkaanse autoriteiten niet van zins een laissez-passer aan hem af te geven.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [3] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels niet meer zo is. Dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd is onvoldoende voor de conclusie dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in het individuele geval van eiser ontbreekt. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen laissez-passer zal worden afgegeven. Zeker in aanmerking genomen dat eiser geen enkele medewerking verleent aan het verkorten van de bewaringsduur.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. De Marokkaanse autoriteiten reageren niet op de schriftelijke rappels. De staatssecretaris had daarom op een andere wijze contact kunnen zoeken met de Marokkaanse autoriteiten.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 15 juni 2023 blijkt dat er op 25 april en 31 mei 2023 vertrekgesprekken zijn gevoerd met eiser. Uit deze gesprekken zijn geen omstandigheden gebleken waardoor de maatregel van bewaring niet langer zou kunnen voortduren. Dat de staatssecretaris nog niet op een andere manier contact heeft gelegd met de Marokkaanse autoriteiten, volgt de rechtbank niet. Er is immers gerappelleerd op 6 april, 26 april 2023, 17 mei 2023 en 8 juni 2023. Zeker in aanmerking genomen dat eiser in het laatste vertrekgesprek heeft verklaard dat hij in het bezit is van een Marokkaans paspoort en tevens de Algerijnse nationaliteit bezit, bestaat er geen aanleiding om meer van de staatssecretaris te verwachten.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 6 april 2023, NL23.8850 (niet gepubliceerd).
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.