In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [eiseres] en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Eiseres, zowel eigenaar als gebruiker van een onroerende zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag onroerende-zaakbelastingen gebruiker (OZBG), die 13 maanden na de aanslag onroerende-zaakbelastingen eigenaar (OZBE) werd opgelegd. De rechtbank oordeelt dat eiseres bij het ontvangen van de beschikking en de aanslag OZBE op de hoogte was van de waarde van de onroerende zaak en dat zij binnen zes weken bezwaar had kunnen maken. De rechtbank stelt vast dat het opleggen van de aanslag OZBG op een later tijdstip niet in strijd is met artikel 24, lid 9, van de Wet WOZ. Er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding, en het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt afgewezen, omdat de vergoeding op basis van de algemene voorwaarden van de gemachtigde toekomt aan de gemachtigde en niet aan eiseres. Het beroep wordt ongegrond verklaard.