ECLI:NL:RBDHA:2023:9527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
SGR 22/1745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en toekenning van WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023, in de zaak SGR 22/1745, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres beoordeeld in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, waarbij het UWV haar arbeidsongeschiktheid aanvankelijk op 52,76% had vastgesteld, maar dit later wijzigde naar 79,17% na bezwaar. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend.

De rechtbank heeft de zaak op 12 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Eiseres stelde dat het UWV haar klachten niet serieus had genomen en dat er geen zorgvuldige besluitvorming had plaatsgevonden, omdat zij nooit door een verzekeringsarts was gezien. De rechtbank oordeelde dat het UWV in eerste instantie onzorgvuldig had gehandeld, maar dat dit gebrek in beroep was hersteld door eiseres alsnog uit te nodigen voor een spreekuur bij een verzekeringsarts.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op 15 november 2021 voor 79,17% arbeidsongeschikt was. De rechtbank volgde de medische beoordeling van de verzekeringsarts B&B en oordeelde dat er geen reden was om aan de vastgestelde beperkingen te twijfelen. Eiseres' verzoek om benoeming van een onafhankelijke deskundige werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres, die op € 1.674,- werden vastgesteld, en droeg het UWV op het griffierecht van € 50,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1745

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Walburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: M. Bakker).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiseres met ingang van 15 november 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 52,76%.
In bezwaar heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd en vastgesteld op 79,17%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 4 februari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, twee rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en twee rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als management assistent voor gemiddeld 23,91 uur per week. Op 18 november 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 15 november 2021 79,17% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de loongerelateerde WGA-uitkering per deze datum toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 19 januari 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 januari 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 3 februari 2022
.
6. In beroep heeft het UWV medische rapporten van een verzekeringsarts B&B van 28 juni 2022 en 19 april 2023 en arbeidskundige rapporten van een arbeidsdeskundige B&B van 26 juli 2022 en 25 april 2023 ingediend.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voelt zich niet gehoord in haar klachten. Zij stelt dat er geen sprake is van een zorgvuldige besluitvorming omdat zij nooit door een verzekeringsarts is gezien of onderzocht in het kader van de WIA-beoordeling. Evenmin is aangegeven om welke reden de verzekeringsarts B&B haar niet heeft willen zien en spreken. Daarnaast is het dagverhaal, zoals opgenomen in het rapport van de verzekeringsarts B&B van 28 juni 2022, onjuist.
8. Eiseres is van mening dat er sprake is van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Daarnaast stelt zij dat de urenbeperking die de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen, niet voldoende is. De urenbeperking is niet op feiten gebaseerd en volgt niet logisch uit het rapport van de verzekeringsarts B&B. Bovendien is de urenbeperking niet gemotiveerd. Ter zitting stelt eiseres dat haar schildklierklachten onvoldoende zijn meegewogen. Vermoeidheid en problemen met concentreren zijn symptomen van de schildklierproblematiek. Dit moet volgens eiseres tot een verdergaande urenbeperking leiden. Zij verwijst hierbij ook naar haar behandeling bij de praktische GGZ en de methode die de praktische GGZ hanteert voor de beoordeling welke activiteiten eiseres dagelijks aankan. Ook stelt zij dat in de FML beperkingen hadden moeten worden aangenomen op persoonlijk risico. Ook stelt zij dat in de FML een beperking had moeten worden opgenomen voor arbeid waarbij zij wordt blootgesteld aan overdraagbare besmettingen zoals MRSA en hepatitis. Ter zitting heeft eiseres verder betoogd dat een beperking moet worden aangenomen voor beroepsmatig vervoer. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij ook naar de schildklierproblematiek en de klachten die zij daardoor ondervindt.
9. Verder vindt eiseres dat de functies niet geduid hadden mogen worden. Eiseres verzoekt voor zover nodig een deskundige te benoemen. Ook verzoekt zij aan haar de wettelijke rente te vergoeden.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 79,17% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 15 november 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 15 november 2021 voor 79,17% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (de Raad) volgt dat voor situaties, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen spreekuurcontact is geweest met een geregistreerde verzekeringsarts, in de bezwaarfase een betrokkene tijdens een spreekuurcontact door een verzekeringsarts B&B moet worden gezien. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts B&B voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
13. Eiseres is zowel in de primaire fase als in bezwaar niet gezien door een geregistreerde verzekeringsarts. De verzekeringsarts B&B heeft ook niet gemotiveerd waarom een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde zou hebben. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid, zodat dit besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In beroep heeft het UWV dit gebrek hersteld. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft het UWV eiseres alsnog uitgenodigd voor een fysiek spreekuur bij een verzekeringsarts B&B. Dit spreekuur heeft plaatsgevonden op 27 juni 2022. Naar aanleiding van dit spreekuur heeft de verzekeringsarts B&B het rapport van 28 juni 2022 opgesteld. Uit dit rapport volgt dat tijdens het spreekuur is gesproken over de klachten van eiseres, haar dagverhaal en haar medicatie. De verzekeringsarts B&B heeft afgezien van een lichamelijk onderzoek. Volgens de verzekeringsarts B&B zou, gezien de klachten en overige aandoeningen, verder lichamelijk onderzoek geen relevante nadere informatie opleveren. Het hartinfarct en de verlaagde schildklierfunctie kunnen niet op een regulier spreekuur worden onderzocht. Er is volgens de verzekeringsarts B&B ook geen reden te twijfelen aan wat eiseres daarover vertelt. Ook de gebruikte medicatie past in het beeld dat eiseres schetst.
14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek in beroep zorgvuldig is verricht. De stelling van eiseres dat het dagverhaal zoals in het rapport van de verzekeringsarts B&B staat vermeld, onjuist is, leidt niet tot een ander oordeel. In het rapport van 19 april 2023 heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat het opgetekende dagverhaal overeenkomt met wat eiseres destijds zelf heeft ingevuld op het vragenformulier (de rechtbank begrijpt: het vragenformulier zoals ingevuld bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling) en in essentie sindsdien ongewijzigd is opgetekend. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank stelt daarbij vast dat de verzekeringsarts B&B, in aanvulling op was eiseres bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling op het vragenformulier had ingevuld, de recuperatiebehoefte van eiseres gedurende de dag in het dagverhaal heeft opgenomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding het door de verzekeringsarts B&B opgetekende dagverhaal voor onjuist te houden.
15. Zoals hiervoor onder 13. is overwogen, kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Zoals hierna onder 16 tot en met 23 zal worden overwogen, zou - ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan - een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen.
De beoordeling van de belastbaarheid
16. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 15 november 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
17. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat sprake is van GBM. Hoewel de verzekeringsarts B&B hier niet op heeft kunnen reageren omdat deze stelling pas op de zitting naar voren is gebracht, blijkt uit het feit dat de verzekeringsarts B&B een FML heeft opgesteld dat de verzekeringsarts B&B van mening is dat van een GBM-situatie geen sprake is. Ter zitting heeft het UWV daarnaast voldoende gemotiveerd toegelicht dat eiseres niet aan de voorwaarden van GBM voldoet zoals omschreven in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
18. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de urenbeperking die de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen, onvoldoende is. In het rapport van 19 april 2023 heeft de verzekeringsarts B&B inzichtelijk gemotiveerd dat onder meer de schildklierproblematiek reden was om in bezwaar de urenbeperking aan te passen van vier uur per dag naar twee uur per dag. In het rapport van 28 juni 2022 heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat met de urenbeperking (zeer) royaal tegemoet wordt gekomen aan de belastbaarheid van eiseres gezien het dagverhaal (gekenmerkt door één uur extra recuperatietijd op een dag) en de verrichtte activiteiten (zoals lichte huishoudelijke taken, lezen en de hond uitlaten). Ook de ziektebeelden geven volgens de verzekeringsarts B&B geen aanleiding voor het aannemen van een sterkere urenbeperking op energetische gronden. Hij benoemt hierbij de status na een hartinfarct twee jaar geleden zonder een resterend evident hartfalen en zonder frequente aanvallen van pijn op de borst die NTG-gebruik noodzakelijk maken, de status na verwijdering van een melanoom zonder uitzaaiing in 2019 en de verlaagde schildklierfunctie waarvoor instelling op medicatie is. Ook is er volgens de verzekeringsarts B&B preventief geen reden voor het aannemen van een sterkere urenbeperking. In de FML is al rekening gehouden met een beperking in psychische stresserende omstandigheden (stressgevoeligheid) en voor zware fysieke inspanning. Op de datum in geding liepen ook geen intensieve behandelingen. In het rapport van 19 april 2023 heeft de verzekeringsarts B&B nader toegelicht dat eiseres op het spreekuur in bezwaar heeft aangegeven dat de (begeleiding bij de) psychische klachten zijn gestart na de datum in geding en dat zij daarover niet in detail wil treden. De verzekeringsarts B&B stelt dat hij desondanks de psychosociale beperkingen heeft gehandhaafd. Voor verdergaande beperkingen ziet hij geen aanleiding. De rechtbank is van mening dat de verzekeringsarts B&B hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom de urenbeperking van twee uur per dag en tien uur per week voldoende is.
19. Ook het betoog van eiseres dat in de FML een beperking had moeten worden aangenomen op persoonlijk risico, slaagt niet. In het rapport van 28 juni 2022 heeft de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd toegelicht dat hij geen medische reden ziet om een beperking aan te nemen voor geen blootstelling aan overdraagbare ziekten en niet beroepsmatig deel kunnen nemen aan het verkeer. Er is volgens hem geen sprake van een sterk verminderde werking van het afweersysteem. Ook zijn er volgens hem geen aandachtstoornissen of fysieke beperkingen die het besturen van een voertuig onmogelijk maken en gebruikt eiseres geen medicatie die de rijvaardigheid negatief kunnen beïnvloeden. De rechtbank kan dit volgen.
20. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 15 november 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 15 november 2021. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling en wijst het verzoek om een onafhankelijk deskundige te benoemen af.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 18 januari 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als management assistent, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 372060) Huishoudelijk medewerker;
- ( SBC-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen;
- ( SBC-code 282102) Bezorger pakketten.
22.1.
Eiseres is van mening dat de functies niet hadden mogen worden geduid. Zij stelt dat niet is aangegeven waaruit blijkt dat het in de functies daadwerkelijk mogelijk is om na een uur een pauzemoment in te lassen. Ook stelt zij dat de functies fysiek te zwaar zijn. Wat betreft de functie Huishoudelijk medewerker stelt zij verder dat in deze functie moet worden schoongemaakt in scholen en ziekenhuizen. In ziekenhuizen loopt men blijkens de functieomschrijving het risico om een besmetting op te lopen. Wat betreft de functie Bezorger pakketten stelt eiseres dat de functie een veel te groot persoonlijk risico oplevert door de vermoeidheidsklachten. In deze functie moet zij autorijden in een vreemde omgeving tijdens de avondspits.
22.2.
De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten omdat de functies fysiek te zwaar zijn, is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiseres. In het rapport van 26 juli 2022 bespreekt de arbeidsdeskundige de beroepsgronden van eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft toegelicht dat geen sprake is van fysiek zware functies en dat voor alle drie de functies de belastbaarheid zoals weergegeven in de FML niet wordt overschreden. Voor zover er signaleringen zijn, zijn deze toereikend toegelicht in het resultaat functiebeoordeling. Wat betreft het risico op overdraagbare ziekten en het beroepsmatig vervoer verwijst de arbeidsdeskundige B&B naar het rapport in beroep van de verzekeringsarts B&B van 28 juni 2022, waarin staat vermeld dat er geen medische redenen zijn om hiervoor beperkingen aan te nemen. Verder stelt de arbeidsdeskundige B&B dat iedere ‘goed werkgever’ zorgt voor pauzegelegenheid, bijvoorbeeld met koffie-, thee- en lunchpauzes. In de drie geduide functies is het naar de mening van de arbeidsdeskundige B&B zonder meer gebruikelijk dat gepauzeerd kan worden voor bijvoorbeeld een kopje koffie. In het rapport van 25 april 2023 heeft de arbeidsdeskundige B&B nader toegelicht dat hij contact heeft gehad met de verzekeringsarts B&B over het vereiste pauzemoment dat in de FML is genoemd. Hieruit blijkt dat het gaat om een kortdurend moment en niet om een langere periode van rust. Alle geduide functies lenen zich daartoe volgens de arbeidsdeskundige B&B. Er is geen sprake van functies aan een lopende band waarin een paar minuten pauze niet mogelijk is, maar van functies waarbij de functionaris zelfstandig werkt. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de functies voor haar ongeschikt zijn omdat in de FML is opgenomen dat zij maximaal 10 uur per week kan werken, terwijl in de geduide functies sprake is van “gemiddeld” 10 uur per week, heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat in geen van de geduide functies signaleringen zijn op het item “uren per week”. Indien er meer uren gewerkt moeten worden dan 10 uur per week, dan zou dit door de arbeidsanalist opgetekend zijn en wordt de arbeidsdeskundige hier middels een signalering op gewezen. Dit is niet het geval zodat ervan mag worden uitgegaan dat in deze functies sprake is van een belasting van 10 uur per week. De rechtbank kan de toelichtingen van de arbeidsdeskundige B&B volgen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 15 november 2021 met de middelste van de drie geduide functies 20,83% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 79,17% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 15 november 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 79,17%.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Voor zover eiseres met het verzoek om betaling van wettelijke rente een verzoek doet om vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van een onrechtmatig besluit in de zin van artikel 8:88 Awb, wordt dit verzoek afgewezen omdat van een onrechtmatig besluit geen sprake is.
26. In de toepassing van artikel 6:22 Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast dient het UWV het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.