ECLI:NL:RBDHA:2023:9622
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van middelenvereiste en gefingeerd dienstverband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De aanvraag was afgewezen op basis van het argument dat de referent, de echtgenoot van eiseres, niet voldeed aan het middelenvereiste zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikte, en dat het door hem opgevoerde dienstverband bij een bedrijf niet als authentiek kon worden beschouwd. Dit werd onderbouwd door een rapport van de Nederlandse Arbeidsinspectie, waaruit bleek dat de referent in de periode van 1 november 2022 tot en met 31 januari 2023 niet op de werkplek was aangetroffen.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres overwogen, die aanvoerde dat de referent psychische problemen had en dat hij zijn best deed om inkomen te verwerven. Eiseres stelde dat het dienstverband bij het bedrijf niet gefingeerd was, maar de rechtbank oordeelde dat de referent onvoldoende bewijs had geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat de verweerder op basis van de ingediende stukken kon concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.