ECLI:NL:RBDHA:2023:9657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
SGR 21/8435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een WIA-uitkering. Eiser, die van 16 december 2018 tot 16 december 2019 als chauffeur box medewerker werkte, heeft zich op 16 augustus 2019 ziek gemeld en op 28 april 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft zijn aanvraag op 30 juni 2021 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het UWV handhaafde het besluit, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiser betoogde dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van eiser. De rechtbank vond dat er geen aanleiding was om een urenbeperking aan te nemen, omdat de verzekeringsarts had vastgesteld dat eiser niet verminderd beschikbaar was voor werk.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en geconcludeerd dat eiser voor deze functies geschikt was, ondanks zijn klachten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde dat hij geen recht had op een WIA-uitkering vanaf 13 augustus 2021. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen door verzekeringsartsen en de noodzaak voor eisers om hun stellingen voldoende te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8435

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Dadashzadeh)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 13 augustus 2021.
Bij besluit van 30 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken aan de derde-partij die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiser daarom slechts in algemene zin benoemen.
2. Eiser was van 16 december 2018 tot 16 december 2019 werkzaam als chauffeur box medewerker bij [bedrijfsnaam] V.O.F. voor 50 uur per week. Op 16 augustus 2019 heeft hij zich ziek gemeld. Op 28 april 2021 heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Aan dit besluit ligt een rapportage van de primaire verzekeringsarts van 6 mei 2021 ten grondslag. De primaire verzekeringsarts heeft eiser telefonisch gesproken en acht eiser op grond van zijn onderzoek beperkt voor autorijden, beeldschermwerk, tillen en sjouwen. Volgens de primaire verzekeringsarts ervaart eiser geen problemen bij het lopen. De primaire verzekeringsarts ziet geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. De primaire verzekeringsarts heeft de beperkingen opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 mei 2021. De primaire arbeidsdeskundige acht in zijn rapportage van 30 juni 2021 eiser geschikt voor de functies operator chemische en kunststofverwerkende industrie (SBC-code 271122), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). De primaire arbeidsdeskundige heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 22,05%.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd onder verwijzing naar de rapportage van 12 november 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser op 2 november 2021 lichamelijk en psychisch onderzocht. Informatie van de behandelend sector is niet opgevraagd, omdat de reeds in het dossier aanwezige medische informatie voldoende wordt geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt aanvullende beperkingen aan voor langdurig lopen en staan, werken met scherpe voorwerpen, beroepsmatig chaufferen en het werken op hoogte en open water. Een urenbeperking acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde, omdat geen sprake is van een stoornis in de energiehuishouding, geen preventieve maatregelen moeten worden genomen en eiser niet verminderd beschikbaar is vanwege behandeling. De beperkingen zijn opgenomen in de FML van 12 november 2021. De door de primaire verzekeringsarts geselecteerde functies worden niet meer geschikt geacht. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep selecteert de functies archiefmedewerker (SBC-code 315132), snackbereider (SBC-code 111071) en wikkelaar (SBC-code 267053). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in de rapportage van 26 november 2021 dat het arbeidsongeschiktheidspercentage als gevolg van de gewijzigde FML 29,16% bedraagt.
5. Eiser betoogt dat hij vanaf 13 augustus 2021 recht heeft op een WIA-uitkering. Eiser stelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is, omdat de rapportages inhoudelijk summier zijn en er geen informatie is ingewonnen bij de behandelend sector. Eiser stelt verder dat de verzekeringsartsen meer beperkingen hadden moeten aannemen. Eiser licht toe dat zijn gezondheid de afgelopen jaren is verslechterd. Vanwege zijn vermoeidheidsklachten moet vanuit energetisch en preventief oogpunt en vanwege zijn beschikbaarheid een urenbeperking van vier uur per dag worden aangenomen. Verder is eiser (verdergaand) beperkt ten aanzien van werktempo, deadlines, werken met machines, hanteren van emotionele problemen van anderen, uiten van eigen gevoelens, geluidsbelasting, (trap)lopen en werken op hoogte. Eiser gaat bovendien vanwege zijn ziekte één keer per maand voor injecties naar het oogziekenhuis om achteruitgang te voorkomen. Na de injecties heeft eiser een aantal dagen pijnklachten.
6. Naar aanleiding van het beroep van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een aanvullende rapportage van 14 oktober 2022 geconcludeerd dat hij geen aanleiding ziet om zijn standpunt te wijzigen. De door eiser overgelegde brief van 22 april 2022 van internist N. Kelderman-Bolk (Kelderman-Bolk) en de brief van 29 april 2022 van oogarts G. de Veij Mestdagh (De Veij Mestdagh) dateren van na de datum in geding. De brief van 13 april 2022 van MDL-arts K. de Jong (De Jong) en de brief van 25 april 2022 van nucleair geneeskundige R.E.L. Hezemans (Hezemans) geven geen aanleiding om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een aanvullende rapportage van 4 november 2022 aangegeven dat eiser voor de functies geschikt wordt geacht, omdat eiser de LTS heeft afgerond met een diploma dat gelijk wordt gesteld met een VMBO-diploma. Voor de geduide functies is hooguit een VBMO-diploma vereist. Ook verder ziet de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen aanleiding om de functies ongeschikt te achten.
7. Eiser heeft bij brief van 13 maart 2023 gereageerd op de aanvullende rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eiser wijst erop dat de brieven van Kelderman-Bolk en De Veij Mestdagh weliswaar van na de datum in geding dateren, maar dat uit de brieven blijkt dat eiser reeds jarenlang beperkt is als gevolg van zijn ziekte, waarbij sprake is van forse complicaties. Uit de brieven van De Jong en Hezemans volgt volgens eiser dat meer en/of verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen.
8. Verweerder heeft in reactie op de brief van eiser van 13 maart 2023 een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 maart 2023 overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om naar aanleiding van de brief van eiser van 13 maart 2023 zijn standpunt te wijzigen. Ook heeft verweerder een aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 maart 2023 overgelegd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet in de brief van eiser van 13 maart 2023 geen aanknopingspunten om de geselecteerde functies ongeschikt te achten.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
Medische beoordeling
Zorgvuldigheid medisch onderzoek
9.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat voornoemde rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
9.2
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapportages de bezwaargronden van eiser afzonderlijk bespreekt en de resultaten van het lichamelijk en psychisch onderzoek toelicht. Voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is vanwege summiere verslaglegging ziet de rechtbank daarom geen aanleiding. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is geweest.
Informatie behandelend sector
9.3
De beroepsgrond van eiser dat de verzekeringsartsen gehouden waren om informatie op te vragen bij de behandelend sector slaagt evenmin. Het is vaste rechtspraak dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of wanneer een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. [1] Gesteld noch gebleken is dat één van deze situaties zich in dit geval voordoet. Dat geen aanvullende informatie is opgevraagd bij de behandelend sector, is daarom niet onzorgvuldig.
Urenbeperking
9.4
Eiser stelt dat een urenbeperking van vier uur per dag moet worden aangenomen. Eiser wijst erop dat uit de brief van 22 april 2022 van Kelderman-Bolk blijkt dat eiser reeds jarenlang beperkt is als gevolg van zijn ziekte met forse complicaties. De constante pijn, de medicatie en de pogingen om zijn ziekte te reguleren leiden ertoe dat eiser weinig energie en een verhoogde recuperatiebehoefte heeft, zodat uit energetisch oogpunt een urenbeperking moet worden aangenomen. Daarnaast is een urenbeperking vanwege het niet beschikbaar zijn aan de orde gelet op de brief van 29 april 2022 van De Veij Mestdagh en omdat eiser om de twaalf weken voor injecties naar het oogziekenhuis gaat en zijn ogen daarnaast regelmatig worden onderzocht. Na de injecties heeft eiser nog dagenlang pijn en kan niet optimaal zien. Tenslotte is een urenbeperking uit preventief oogpunt aan de orde. In een uitspraak van 28 september 2007 [2] heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ten aanzien van de ziekte van eiser aangegeven dat zolang deze niet goed is gereguleerd, de betrokken persoon niet in staat kan worden geacht om te werken. Gelet op het feit dat zijn klachten zijn verergerd en hij nog steeds onder behandeling is, is het onbegrijpelijk dat de in het kader van de Eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWB) aangenomen urenbeperking van 6 uur per dag niet langer wordt aangenomen. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een brief van 4 oktober 2022 van Barendsen flowers Aalsmeer overgelegd waarin wordt verklaard dat eiser vanaf 27 juni 2022 in dienst is voor 20 uur per week als boxmedewerker. Eiser verricht zijn werkzaamheden naar tevredenheid, maar uitbreiding van uren is niet aan de orde vanwege zijn klachten. Uit de brief van dhr. Van Bergem (re-integratiecoach) van BaanFit van 22 augustus 2022 blijkt dat eiser na het werk heel moe is, fysieke pijnklachten heeft en psychische problemen ervaart. Volgens Van Bergem is een urenbeperking van 20 uur per week aan de orde.
9.5
Verweerder heeft bij brief van 31 januari 2023 aangegeven dat de brieven van 4 oktober 2022 van Barendsen flowers Aalsmeer en van 22 augustus 2022 van Van Bergem geen informatie bevatten over de aard of de belasting van het werk dat eiser heeft hervat, zodat niet kan worden nagegaan of het werk binnen de belastbaarheid van eiser valt zoals door de verzekeringsartsen is vastgesteld. Daarnaast is de werkhervatting ver na de datum in geding aangevangen.
9.6
De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak van de CRvB van 28 september 2007 eiser niet kan baten, omdat een diagnose op zichzelf niet tot het aannemen van een urenbeperking leidt en in iedere zaak unieke individuele medische aspecten een rol spelen bij het aannemen van beperkingen (waaronder een urenbeperking). De rechtbank overweegt verder dat het aannemen van beperkingen is voorbehouden aan verzekeringsartsen. Van Bergem kan een dergelijk oordeel niet vellen, omdat hij een re-integratiecoach is.
9.7
Met betrekking tot de door eiser gestelde urenbeperking uit energetisch oogpunt volgt de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn standpunt dat een urenbeperking niet aan de orde is, omdat niet is gebleken dat sprake is van een stoornis in de energiehuishouding en de klachten met de overige aangenomen beperkingen voldoende worden ondervangen.
9.8
Met betrekking tot de beschikbaarheid van eiser overweegt de rechtbank dat De Veij Mestdagh in zijn brief van 29 april 2022 vermeldt dat eiser vanaf 2018 behandeld wordt met injecties en medicijnen en dat de betreffende klacht voldoende onder controle is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigt dit in de rapportage van 20 maart 2023. In het kader van de EZWB geeft de verzekeringsarts in de rapportage van 25 juni 2020 aan dat de in 2020 aangenomen urenbeperking van zes uur per dag tijdelijk zal zijn, omdat deze is aangenomen vanwege ziekenhuisbezoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht een urenbeperking niet meer aan de orde, omdat eiser niet verminderd beschikbaar is vanwege behandeling. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat hij ten tijde van de EZWB twee keer per maand naar het ziekenhuis ging voor injecties en ten tijde van de ZW-beoordeling het ziekenhuis minder frequent bezocht. Inmiddels gaat eiser nog twee keer in de twaalf weken naar het ziekenhuis voor injecties. Verweerder betwist in een brief van 27 maart 2023 dat het verzuim van eiser vanwege behandeling van de betreffende klachten meer dan 25% van de werktijd zal zijn. Volgens verweerder zal het verzuim niet dusdanig structureel zijn dat een urenbeperking nodig is. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser overgelegde medische gegevens geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat de verzekeringsarts vanwege de betreffende klachten een urenbeperking vanwege beschikbaarheid had moeten aannemen.
9.9
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat een urenbeperking vanuit preventief oogpunt niet aan de orde is, omdat geen preventieve maatregelen behoeven te worden genomen.
Beperkingen vanwege voetklachten
9.1
Eiser stelt dat vanwege zijn voetklachten meer beperkingen moeten worden aangenomen. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een brief van 2 maart 2023 van podotherapeut B. Kestle-Ouwerkerk (Kestle-Ouwerkerk) overgelegd.
9.11
Kestle-Ouwerkerk beschrijft dat eiser sinds november 2019 bij haar onder behandeling is voor zijn voetproblematiek. Eiser heeft orthopedische schoenen aangemeten gekregen om risicoplekken te voorkomen. Er zijn controles vanuit preventief oogpunt, om tijdig te kunnen starten met eventuele behandeling. Met betrekking tot arbeid is ‘offloading’ van de voet belangrijk, omdat langdurige druk en/of wrijving op delen van de voet zeer snel de klachten kan compliceren.
9.12
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsartsen blijkens hun rapportages rekening hebben gehouden met de in het dossier voorhanden zijnde medische informatie over de voetproblematiek en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep vanwege de verhoogde kans op wondjes aan de voeten een beperking voor lopen en staan heeft aangenomen. De medische informatie en de brief van Kestle-Ouwerkerk bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer of verdergaande beperkingen vanwege de voetklachten van eiser had moeten aannemen.
Beperkingen vanwege maagklachten
9.13
De rechtbank overweegt dat De Jong in de brief van 13 april 2022 en Hezemans in de brief van 25 april 2022 aangeven dat bij eiser sprake is van maagklachten. De primaire verzekeringsarts heeft een beperking voor zwaar tillen en sjouwen aangenomen vanwege de maagklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vanwege de maagklachten beperkingen aangenomen voor beroepsmatig chaufferen en het werken op hoogtes en open water. Nu eiser niet heeft gesteld welke beperkingen nog meer vanwege de maagklachten moeten worden aangenomen, slaagt deze beroepsgrond niet.
Beperkingen vanwege psychische klachten
9.14
Volgens Van Bergem moeten bij de beoordeling van de belastbaarheid van eiser naast de fysieke en energetische klachten ook de psychische klachten worden meegenomen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser blijkens de rapportage van 12 november 2021 psychisch onderzocht en geen stoornissen in de aandacht, concentratie, geheugen, stemming en psychische draagkracht vastgesteld. Eiser heeft zijn stelling dat vanwege psychische klachten beperkingen niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank deze beroepsgrond passeert.
Beperkingen vanwege hanteren van emotionele problemen van anderen, uiten van eigen gevoelens en geluidsbelasting
9.15
Eiser heeft zijn stelling dat beperkingen moeten worden aangenomen vanwege hanteren van emotionele problemen van anderen, uiten van eigen gevoelens en geluidsbelasting niet nader onderbouwd, zodat deze beroepsgrond niet slaagt.
Conclusie medische beoordeling
9.16
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer en/of verdergaande beperkingen had moeten aannemen. De door eiser benoemde ziektebeelden zijn door de verzekeringsartsen meegenomen bij de beoordeling. Eiser heeft ook geen onderzoek laten verrichten door een onafhankelijk verzekeringsarts waarvan de resultaten aanleiding zouden kunnen geven om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Arbeidsdeskundige beoordeling
Redelijkerwijs van werkgever te verwachten ziekteverzuim
9.17
Ten aanzien van de geselecteerde functies stelt eiser dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verwacht akkoord te gaan met een ziekteverzuim van meer dan 25%. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hiervan bij het uitoefenen van de functies sprake zal zijn, zodat deze beroepsgrond niet slaagt.
Totaalbelasting
9.18
Eiser stelt dat ieder afzonderlijk belastingpunt van een functie binnen de grenzen van de toegestane belastbaarheid kan blijven, maar dat de totaalbelasting van een functie ertoe kan leiden dat die functie medisch ongeschikt is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in de rapportage van 4 november 2022 dat de combinatie van belastingen, zoals die zich bij de uitvoering van de werkzaamheden in de geselecteerde functies voor zou kunnen doen, de belastbaarheid niet overschrijdt. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit wel het geval is, zodat deze beroepsgrond niet slaagt.
De geduide functies
9.19
Uitgaande van de juistheid van de FML van 12 november 2021 en de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is de rechtbank van oordeel dat eiser voor de geduide functies geschikt moet worden geacht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
- De functie archiefmedewerker
9.2
Eiser stelt de functie archiefmedewerker niet te kunnen uitoefenen vanwege zijn klachten. De functie archiefmedewerker wordt door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 4 november 2022 geschikt geacht, omdat voor deze functie niet hele dagen beeldschermwerk nodig is, conform de aangenomen beperking. Voor het werken met toetsenbord en muis is geen beperking aangenomen. Bij de dynamische handelingen is verder geen sprake van overschrijdingen. Bij deze functie moet eiser coderingen lezen en stukken vinden of opbergen en is van lang focussen geen sprake. Daarom staan de oogklachten van eiser niet in de weg aan het uitoefenen van deze functie.
- De functie medewerker bloemzaadproductie
9.21
Eiser stelt de functie medewerker bloemzaadproductie niet te kunnen uitoefenen vanwege een hoog handelingstempo/dwingend werktempo en zijn beperkingen en zijn oogproblematiek. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht deze functie geschikt, omdat geen beperking is aangenomen met betrekking tot werktempo/hoog handelingstempo. Daarnaast is een hoog handelingstempo niet kenmerkend voor deze functie. Met langdurig focussen met de ogen is rekening gehouden door een beperking aan te nemen voor hele dagen beeldschermwerk.
- De functie wikkelaar
9.22
Eiser stelt de functie wikkelaar/productiemedewerker niet te kunnen uitoefenen vanwege een verhoogd persoonlijk risico, de slechte doorbloeding van de voeten, het risico op wondjes aan de voeten, het hoge werktempo en de veelvuldige deadlines en productiepieken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht deze functie geschikt, omdat weliswaar sprake is van een signalering met betrekking tot werken met draaiende machines, maar van werken met scherpe voorwerpen, op hoogtes en bij open water geen sprake is. In de rapportage van 27 maart 2023 vermeldt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep telefonisch contact te hebben opgenomen met de heer R. Schilte, eigenaar van Robert Schilte Orthopedie B.V. De heer Schilte heeft aangegeven dat het mogelijk is om orthopedische veiligheidswerkschoenen met een stalen neus te maken en dat deze schoenen bij het uitoefenen van de functie wikkelaar door de werkgever kan worden aangevraagd bij het Uwv. De rechtbank overweegt verder dat er geen beperkingen zijn aangenomen met betrekking tot (hoog/dwingend) werktempo, hoog handelingstempo, deadlines en productiepieken. Met het risico op wondjes aan de voeten wordt rekening gehouden door de aanname van de beperking ten aanzien van lopen en staan.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiser vanaf 13 augustus 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 12 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1547.
2.CRvB 28 september 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB4531.