ECLI:NL:RBDHA:2023:9657
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een WIA-uitkering. Eiser, die van 16 december 2018 tot 16 december 2019 als chauffeur box medewerker werkte, heeft zich op 16 augustus 2019 ziek gemeld en op 28 april 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft zijn aanvraag op 30 juni 2021 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het UWV handhaafde het besluit, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiser betoogde dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van eiser. De rechtbank vond dat er geen aanleiding was om een urenbeperking aan te nemen, omdat de verzekeringsarts had vastgesteld dat eiser niet verminderd beschikbaar was voor werk.
De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en geconcludeerd dat eiser voor deze functies geschikt was, ondanks zijn klachten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde dat hij geen recht had op een WIA-uitkering vanaf 13 augustus 2021. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen door verzekeringsartsen en de noodzaak voor eisers om hun stellingen voldoende te onderbouwen.