ECLI:NL:RBDHA:2023:9667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die psychische klachten ondervindt. Eiseres had op 10 juni 2019 haar werk als huiskamerbegeleider gestaakt vanwege deze klachten en diende op 22 februari 2021 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Het primaire besluit van 4 juni 2021, waarin haar aanvraag werd afgewezen, werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het bestreden besluit van 27 januari 2022 gehandhaafd. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische en arbeidskundige beoordelingen die aan de besluiten ten grondslag lagen, zorgvuldig zijn uitgevoerd. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben de beperkingen van eiseres in kaart gebracht en geconcludeerd dat zij per 11 juni 2021 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid niet meer dan 25,29% bedraagt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar psychische beperkingen zijn onderschat en dat er aanvullende beperkingen zouden moeten worden vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen voldoende onderbouwd zijn en geen tegenstrijdigheden bevatten.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de geschiktheid van de geduide functies beoordeeld. Eiseres stelde dat de functies te veel prikkels met zich meebrachten en dat zij niet in staat was deze uit te voeren. De rechtbank concludeert echter dat de arbeidsdeskundige voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres en dat de geselecteerde functies binnen haar mogelijkheden liggen. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1533

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting WoonzorgCentra Haaglanden, te Den Haag (werkgever),
(gemachtigde: mr. A.H. Knigge-Kanbier).

Procesverloop

In het besluit van 4 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 11 juni 2021 afgewezen.
In het besluit van 27 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2023. Eiseres is samen met haar echtgenoot verschenen. Zij is bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

Geen toestemming.
1. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om haar medische informatie te delen met de derde-partij. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiseres daarom slechts in algemene zin benoemen.
Wat vooraf ging aan deze procedure.
2.1
Op 10 juni 2019 viel eiseres uit voor haar werk als huiskamerbegeleider voor gemiddeld 18,30 uur per week met psychische klachten. Op 22 februari 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
2.2
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 10 mei 2021 door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien. De verzekeringsarts heeft van zijn bevindingen op 16 mei 2021 een rapport uitgebracht. Hieruit volgt dat eiseres op psychisch gebied beperkt is geacht. Hierbij gaat het om beperkingen voor deadlines en productiepieken, wisselende taken, hoog tempo in werk, werk zonder verhoogd persoonlijk risico, weinig conflicten, samenwerken en geen grote eindverantwoordelijkheid. Er is een tijdelijke urenbeperking van toepassing van 4 uur per dag, 20 uur per week. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts vastgelegd in de diverse rubrieken van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 16 mei 2021.
2.3
Aan de hand van deze FML zijn door de arbeidsdeskundige diverse functies geduid. Vervolgens heeft verweerder in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres per
11 juni 2021, de datum in geding, geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres is per die datum wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt te achten maar de mate van arbeidsongeschiktheid is niet meer dan 25,29%. Verweerder heeft daaraan de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de primaire arbeidsdeskundige ten grondslag gelegd.
3.1
Naar aanleiding van het bezwaar hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft daarvan op 31 december 2021 een rapport opgemaakt. Hierin staat dat deze arts eiser op de hoorzitting van 22 november 2021 heeft gezien en aansluitend een medisch onderzoek heeft verricht. Hij heeft ook medische informatie opgevraagd bij de behandelend GZ-psycholoog van Parnassia. De ontvangen medische informatie van Parnassia en de beschikbare medische informatie van de huisarts heeft de verzekeringsarts b&b betrokken bij zijn oordeelsvorming. Hij vindt dat de FML de mogelijkheden van eiseres juist weergeeft.
3.2
De arbeidsdeskundige b&b heeft een herbeoordeling verricht. De resultaten hiervan staan verwoord in het rapport van 24 januari 2022. Hij vindt eiseres geschikt voor alle functies die door de eerste arbeidsdeskundige zijn geduid. Het gaat om de functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagemaker (SBC-code 268040), medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161) en de reserve functies huishoudelijk medewerker gebouwen (SBC-code 111334) en postbezorger (post, kranten, folders) (SBC-code 111242). Op basis van die functies is de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd vastgesteld op 25,29 %.
4. Verweerder heeft daarop in het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard en bepaald dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft.
Standpunt van eiseres.
5.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt dat haar psychische beperkingen in de FML zijn onderschat. Zij wijst in dit verband naar de diagnose die vermeld staat in de medische informatie van Parnassia. Deze is veel uitgebreider dan de diagnose ‘overige aanpassingsstoornissen’ waar de eerste verzekeringsarts van is uitgegaan bij het vaststellen van de psychische beperkingen. Eiseres begrijpt niet waarom de verzekeringsarts b&b geen aanvullende beperkingen heeft vastgesteld gelet op de informatie van Parnassia. Ten onrechte geeft de verzekeringsarts b&b aan dat de reeds vastgestelde beperkingen uitsluiten dat eiseres taken opgedragen krijgt die eindverantwoordelijkheid met zich meebrengen. Ten onrechte is geen specifieke beperking vastgelegd in de FML ten aanzien van geen grote eindverantwoordelijkheid. Eiseres doelt op een beperking voor item 1.8.7 (overige specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren) van de FML. Ook vindt zij dat zij beperkt is voor item 1.9 (mate van zelfstandigheid).
5.2
Verder vindt eiseres dat zij in aanmerking komt voor een forsere urenbeperking. Eiseres heeft last van ernstige vermoeidheidsklachten die mede verband houden met de naweeën van een doorgemaakte Covid-19 besmetting. In het rapport van de eerste verzekeringsarts wordt dit wel genoemd, maar niet is onderkend dat de vermoeidheidsklachten en lusteloosheid van eiseres ook in verband met deze besmetting gezien moeten worden.
5.3
Eiser heeft ter ondersteuning van haar standpunt nadere medische informatie overgelegd van haar huisarts van 8 mei 2023, inclusief diverse specialistenberichten.
Beoordeling door de rechtbank.
6. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 11 juni 2021 is. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
7.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
7.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
8.1
De rechtbank vindt dat de rapporten van de eerste verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b, gelet op alle onderzoeksactiviteiten die zijn verricht, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De eerste primaire verzekeringsarts heeft de gegevens in het dossier bestudeerd en eiseres zowel psychisch als lichamelijk onderzocht. Ook heeft zij medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. De verzekeringsarts b&b heeft de bevindingen van de eerste verzekeringsarts vervolgens heroverwogen, waarbij eveneens dossierstudie en een medisch onderzoek zijn verricht. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat de psychische klachten die eiseres heeft en de diagnose die op haar van toepassing is, verwoord in de medische informatie van Parnassia, door de verzekeringsarts b&b zijn meegenomen bij de beoordeling van haar mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rapporten zijn inzichtelijk, bevatten geen tegenstrijdigheden en de conclusies zijn logisch. Vervolgens moet worden beoordeeld of van de juistheid van die medische beoordeling kan worden uitgegaan.
8.2
Eiseres vindt met name dat in de FML onvoldoende rekening is gehouden met de beperking die voor haar geldt voor werk zonder grote eindverantwoordelijkheid. Er gelden daarom volgens eiseres aanvullende beperkingen voor de items 1.8.7 en 1.9 van de FML.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om voor eiseres aanvullende beperkingen te duiden. De rechtbank leidt uit het rapport van de verzekeringsarts b&b af dat de voor eiseres in de FML geselecteerde specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid (de beperkingen 1.8.2 tot en met 1.8.6), uitsluiten dat eiseres bij het verrichten van werk taken opgedragen krijgt met een grote eindverantwoordelijkheid. Het is daarom niet nodig om hiervoor nog aparte beperkingen te duiden. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te achten. Zij heeft hierbij de Basisinformatie CBBS (versie 5) in aanmerking genomen. Hierin staat vermeld dat een beperking op item 1.8.7, zoals eiseres wenst, alleen wordt geduid als het gaat om een wezenlijk andere voorwaarde dan voorwaarden die al aan de orde zijn gekomen onder de items 1.8.1 tot 1.8.6. Hiervan is in het geval van eiseres geen sprake. Daarbij komt, zoals de verzekeringsarts b&b heeft opgemerkt, dat de FML altijd in samenhang met de beschouwing in het rapport gelezen en beoordeeld moet worden.
8.3
Verder is niet een gestelde diagnose, maar de vraag welke beperkingen uit de aandoening voortvloeien bepalend voor de vraag of sprake is van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) waaruit dit blijkt. [1] Daarbij zij opgemerkt dat het de specifieke deskundigheid is van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten de beperkingen van de betrokkene vast te stellen. De rechtbank verwijst ook op dit punt naar de vaste rechtspraak van de CRvB [2] .
8.4
De rechtbank is tevens van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om een verdergaande urenbeperking te duiden. De verzekeringsarts b&b heeft in aanmerking genomen dat eiseres klachten heeft op psychisch gebied, maar dat zij geen (ernstig) depressieve indruk op het spreekuur maakte. Zij reageerde alert en bleef goed geconcentreerd. Er is wel enige prikkelbaarheid en de persoonlijkheidsproblematiek lijkt de boventoon te voeren. Dit wordt volgens de verzekeringsarts b&b ook in de medische informatie van de behandelaar bevestigd. Gezien de ernst van de stoornis en het dagverhaal is de geduide urenbeperking volgens de verzekeringsarts b&b ruim en bestaat voor een nog ruimere urenbeperking geen aanleiding. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om dit onjuist te vinden. Het lag naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eiseres om met objectieve medische informatie te komen op basis waarvan twijfel had kunnen ontstaan over de medische beoordeling van de verzekeringsarts b&b. De door eiseres overgelegde medische informatie van haar huisarts van 8 mei 2023 kan hier niet toe dienen omdat deze informatie van (ruim) na de datum in geding is en daarom geen betrekking heeft op haar gezondheidstoestand per die datum (11 juni 2021). Er is geen concrete medische informatie beschikbaar waaruit kan worden afgeleid dat de vermoeidheidsklachten, die volgens eiseres verband houden met een doorgemaakte Covid infectie, door de verzekeringsarts b&b zijn onderschat.
8.5
Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding.
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
9.1
Eiseres voert aan dat zij niet in staat is om de geduide functies te verrichten. Zij vindt alle functies niet passend omdat daarin te veel prikkels voorkomen. Zij zou het werk daarom nooit vol kunnen houden.
9.2
De rechtbank stelt voorop dat de arbeidsdeskundige b&b bij de selectie van de functies rekening heeft gehouden met de beperkingen die in de FML staan vermeld. Voor werken in een prikkelarme werkomgeving geldt geen beperking. Dat betekent dat eiseres moet kunnen voldoen aan de belasting die hiervoor in de bedoelde functies geldt. De geselecteerde functies blijven verder binnen de marge van de daarin opgenomen beperkingen. Daarbij komt dat de signaleringen die door het CBBS zijn gepresenteerd als teken van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, door de arbeidsdeskundige b&b afdoende zijn voorzien van een toelichting.
9.3
Met betrekking tot de functie productiemedewerker industrie voert eiseres aan dat de arbeidsdeskundige b&b ten onrechte het standpunt inneemt dat geen kennis van de Engelse taal vereist is. Zij wijst erop dat in de functie een vakgerichte interne opleiding in het Engels moet worden gevolgd. Dat impliceert dat de betreffende werknemer kennis van de Engelse taal moet hebben.
9.4
Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst blijkt dat voor het verrichten van de functie productiemedewerker industrie een interne opleiding moet worden gevolgd voor het behalen van een soldeercertificaat. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 24 januari 2022 en in het aanvullend rapport van 1 februari 2023 afdoende heeft toegelicht dat het bij deze functie gaat om het aanleren van eenvoudige Engelse vaktermen/terminologie, die tijdens een opleiding van 4 dagen wordt aangeleerd. Bovendien wordt deze korte opleiding pas gegeven na een inwerkperiode.
9.5
Met betrekking tot de functie papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagemaker merkt eiseres op dat zij eerder had aangegeven niet over een VMBO-diploma te beschikken. De arbeidsdeskundige b&b had vervolgens aangegeven dat zij een diploma MBO niveau 2 heeft. Eiseres erkent dat zij een dergelijk diploma heeft, maar vanwege de psychische klachten kan niet meer gesteld worden dat zij op MBO niveau 2 functioneert.
9.6
Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst blijkt dat voor het verrichten van de functie papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagemaker als opleidingseis ‘niveau MBO niveau 2’ geldt. Eiseres voldoet hier aan omdat zij in het bezit is van een diploma MBO niveau 2. Dit staat ook vermeld in het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 1 februari 2023. De beroepsgrond dat zij niet meer op MBO niveau 2 functioneert vanwege haar psychische klachten kan niet slagen. De rechtbank volgt het standpunt van de arbeidsdeskundige b&b dat het vaststellen van het opleidingsniveau niet wordt gedaan op grond van de beperkingen, maar op grond van de feitelijke opleidingsachtergrond.
9.7
Verder voert eiseres aan dat in de functies productiemedewerker industrie en de functie medewerker kleding en textielreiniging het verwondingsrisico door de eerste arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige b&b wordt gebagatelliseerd. Vaststaat dat in deze functies sprake is van verwondingsrisico zodat eiseres voor die functies niet geschikt is.
9.8
Met betrekking tot de functie productiemedewerker industrie heeft de
rechtbank geconstateerd dat in deze functie bij onderdeel 1.8.6 (persoonlijk risico) een signalering staat vermeld vanwege het werken met een soldeerbout. Zij ziet echter geen aanleiding om de functie als gevolg hiervan niet passend te achten voor eiseres. De rechtbank kan zich verenigen met de motivering die de arbeidsdeskundige b&b op dit punt heeft gegeven. Die motivering komt erop neer dat de soldeerbout die in deze functie gebruikt wordt, niet veel groter is dan een pen. Daarbij komt dat het werk zittend wordt verricht. Als gevolg hiervan is het persoonlijk risico volgens de arbeidsdeskundige b&b niet te hoog. De rechtbank acht hierbij van belang dat de arbeidsdeskundige b&b de betreffende belasting heeft besproken met de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat de belasting op het onderdeel 1.8.6 binnen de mogelijkheden van eiseres blijft. Hierbij heeft hij opgemerkt dat de beperking met name betrekking heeft op werken in de buurt van of met gevaarlijke (draaiende) machines of gereedschap waarmee gevaarlijke verwondingen kunnen ontstaan, zoals een zaagmachine of drilboor. Hiervan is in de functie productiemedewerker industrie geen sprake.
9.9
De rechtbank heeft verder geconstateerd dat in de Resultaat functiebeoordeling van de functie medewerker kleding en textielreiniging beoordelingspunt 1.8.6 niet staat vermeld. Dit betekent dat er geen kenmerkende belasting is op dit punt in deze functie. Uit de motivering die de arbeidsdeskundige b&b heeft gegeven, waarbij hij de toelichting van de arbeidskundig analist als uitgangspunt heeft genomen, volgt ook dat er geen sprake is van een verhoogd verwondingsrisico omdat er niet met machines wordt gewerkt die een verwondingsrisico kunnen opleveren. De belasting op dit punt past daarom binnen de mogelijkheden van eiseres.
9.1
Eiseres voert met betrekking tot de functie medewerker kleding en textielreiniging
ook aan dat sprake is van veelvuldige storingen. Zij kan zich niet vinden in de motivering die de arbeidsdeskundige b&b op dit punt heeft gegeven. Die motivering komt erop neer dat eiseres zich bij een storing niet op een andere deeltaak of informatiebron hoeft te richten. De verzekeringsarts b&b zou hebben aangegeven dat het alleen gaat om onderbrekingen door een ‘externe factor’, maar deze toelichting is door de eerste verzekeringsarts niet gegeven en staat ook niet in de FML.
9.11
Voor eiseres is een beperking geduid op onderdeel 1.8.3 van de FML. Hieruit volgt dat zij is aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen. In de Resultaat functiebeoordeling van de functie medewerker kleding en textielreiniging staat bij dit onderdeel vermeld dat de werkzaamheden regelmatig worden onderbroken door het vastlopen van textiel in de machine. De b&b heeft toegelicht dat volgens de CBBS-beoordelingssystematiek met veelvuldige storingen en onderbrekingen wordt bedoeld een werksituatie met onderbrekingen door externe factoren, waardoor men gedwongen wordt een taak te onderbreken of te beëindigen en zich te richten op een andere deeltaak van de functie. Omdat er in de functie medewerker kleding en textielreiniging geen sprake is van onderbrekingen door een externe factor tijdens de taakuitvoering en er dus ook geen sprake is van het gedwongen moeten richten op een andere deeltaak van de functie, is van een overschrijding van de belastbaarheid geen sprake. De rechtbank acht deze uitleg navolgbaar, mede omdat de arbeidsdeskundige b&b hierover overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b komt tot dezelfde conclusie op dit punt.
9.12
De rechtbank vindt dat verweerder voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen.
Conclusie.
10. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 11 juni 2021 een WIA-uitkering is geweigerd.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2918.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van , ECLI:NL:CRVB:2012:BW5427.