ECLI:NL:RBDHA:2023:9690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en rechtsgeldigheid van verlenging beslistermijn

In deze zaak heeft eiser op 24 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 4 november 2022 was ingediend. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser stelt dat de generieke verlenging van de beslistermijn met negen maanden, zoals vastgelegd in WBV 2022/22, niet rechtsgeldig is en dat deze in strijd is met Europees recht. Hij verzoekt de rechtbank om zijn beroep gegrond te verklaren.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De beslistermijn voor asielaanvragen bedraagt normaal gesproken zes maanden, maar is door de WBV 2022/22 verlengd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er voldoende aanleiding was voor deze verlenging, en ziet geen reden om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is derhalve rechtsgeldig.

Aangezien de beslistermijn is verlengd, is de ingebrekestelling van eiser te vroeg ingediend en is het beroep prematuur. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15406

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 4 november 2022.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling is ontvangen.
2. Eiser heeft op 4 november 2022 een asielaanvraag ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de beslistermijn zes maanden. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 4 mei 2023 een beslissing had moeten nemen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 de beslistermijn voor asielaanvragen met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. In het geval van eiser eindigt de beslistermijn daarom uiterlijk op 4 februari 2024.
3. Eiser voert aan dat de generieke verlenging van de beslistermijn met negen maanden op grond van WBV 2022/22 niet rechtsgeldig is en dus niet mag worden toegepast. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst hij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 januari 2023. [1] Hij stelt dat de mogelijkheid van een generieke verlenging alleen mogelijk is wanneer er sprake is van een ongewoon hoge instroom. Daarvan is momenteel geen sprake. Eiser stelt bovendien dat de generieke verlenging in strijd is met Europees recht. Op deze gronden verzoekt hij de rechtbank om zijn beroep gegrond te verklaren.
4. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is rechtsgeldig.
5. Het gevolg van de verlenging van de beslistermijn betekent in dit geval dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend en het beroep te vroeg is aangetekend. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.