ECLI:NL:RBDHA:2023:9725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
C/09/619606 / HA ZA 21-936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor gebreken aan liften en balkons door de Vereniging van Eigenaren Castagne te Ridderkerk

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de Vereniging van Eigenaren Castagne te Ridderkerk (hierna: VvE) en DVV. De VvE vorderde schadevergoeding van DVV wegens gebreken aan de liften en de balkons van het appartementencomplex. In een eerder tussenvonnis van 30 november 2022 was al geoordeeld dat DVV vervangende schadevergoeding moest betalen voor gebreken aan de verlichting, liften, balkonplanken en afwatering van de balkons. De rechtbank had toen al een bedrag van € 6.759,02 voor de verlichting vastgesteld en DVV was in de gelegenheid gesteld om de herstelkosten voor de liften en balkons te begroten. De VvE heeft offertes overgelegd van verschillende liftinstallateurs en de rechtbank heeft de offerte van Kone als uitgangspunt genomen voor de begroting van de herstelkosten van de liften, die is vastgesteld op € 76.830,16 inclusief btw.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de VvE ook recht heeft op vergoeding van de kosten van adviezen van Péron liftadvies, die samen € 3.851,43 bedragen. De rechtbank heeft de schadevergoeding in totaal vastgesteld op € 77.440,61, te vermeerderen met wettelijke rente. De VvE heeft ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, die zijn toegewezen tot een bedrag van € 1.549,41. De rechtbank heeft DVV veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 5.136,88, en heeft de zaak met betrekking tot de begroting van de herstelkosten voor de balkonplanken en afwateringsvoorzieningen naar de schadestaatprocedure verwezen. De rechtbank heeft partijen aangespoord om te verkennen of zij tot een minnelijke regeling kunnen komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/619606 / HA ZA 21-936
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS CASTAGNE TE RIDDERKERK, te Ridderkerk,
eiseres,
advocaat mr. D.C. van Genderen te Rotterdam,
tegen
[DVV], te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. B. Martens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de VvE en DVV worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 november 2022 (hierna te noemen: ‘het tussenvonnis’),
  • de akte van de VvE, met producties 58 tot en met 72,
  • de akte van DVV, met producties 21 tot en met 23.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

samenvatting tussenvonnis

2.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat DVV aan de VvE vervangende schadevergoeding moet betalen voor de gebreken aan de (1) verlichting, (2) de liften, (3) het ondeugdelijk vastschroeven van de balkonplanken en (4) de afwatering van de balkons. De door DVV te betalen vervangende schadevergoeding voor de verlichting is in het tussenvonnis al begroot op een bedrag van € 6.759,02. Ook is geoordeeld dat op de door DVV aan de VvE te betalen schadevergoeding een bedrag van € 10.000,- in mindering zal komen vanwege het al van Starts ontvangen bedrag.
2.2.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de herstelkosten van de hiervoor genoemde punten 2, 3 en 4. Partijen hebben dat bij akte gedaan. De rechtbank zal de omvang van de schade (herstelkosten) hierna beoordelen, te beginnen met de herstelkosten van de liften.
begroting herstelkosten liften
2.3.
De rechtbank heeft hierover in het tussenvonnis geoordeeld dat op DVV een verplichting rustte om een moderne lift op te leveren en dat DVV niet aan die verplichting heeft voldaan, omdat de opgeleverde liften op bepaalde (in rechtsoverweging 5.35 van het tussenvonnis omschreven) punten niet aan de eis van een moderne lift voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de volgende vervangingswerkzaamheden noodzakelijk zijn om de liften in lijn met moderne maatstaven te brengen (tussenvonnis, rechtsoverweging 5.37):
  • de liftbesturing (inclusief bedieningsknoppen) en de deuraandrijving moeten worden vervangen, waarbij bij de nieuwe besturing frequentieregelaars moeten worden toegepast;
  • er moet een sensorlijst (knelbeveiliging) op de deuren worden aangebracht;
  • er moet een spreekluisterverbinding worden aangebracht
  • de verdroogde cabinebuffers moeten worden vervangen.
De rechtbank heeft partijen opgedragen inzicht te verschaffen in de kosten van deze vervangingswerkzaamheden, door overlegging van ten minste twee offertes van erkende liftinstallateurs.
2.4.
De VvE heeft offertes overgelegd van Otis, Schindler en Kone. De offerte van Kone heeft van de drie de laagste prijs (€ 64.344,- exclusief btw, € 77.856,24 inclusief btw). Daarnaast blijkt volgens de VvE uit een door de VvE aangevraagd advies van Péron liftadvies (hierna: Péron) dat:
  • de offerte van Kone in overeenstemming is met de opdracht van de rechtbank,
  • de offerte van Kone redelijk is,
  • de offerte van Kone volledig is en er geen bijkomende kosten te verwachten zijn.
De VvE is om deze redenen van mening dat de door haar overgelegde offerte van Kone tot uitgangspunt moet worden genomen voor de begroting van de herstelkosten.
2.5.
DVV heeft bij antwoordakte door haar aangevraagde offertes van Otis (ter hoogte van € 54.000,- exclusief btw) en van Schindler (ter hoogte van € 69.446,- exclusief btw) overgelegd. DVV is van mening dat voor de begroting van de herstelkosten moet worden aangesloten bij de genoemde offerte van Otis, die volgens DVV alle door de rechtbank genoemde vervangingswerkzaamheden bevat. De door de VvE overgelegde offerte van Kone omvat volgens DVV méér dan de omschreven vervangingswerkzaamheden, omdat daar ook (a) snelheidsbegrenzers, (b) extra verlichting in de machinekamer en (c) luxe schachttableaus met display zijn begrepen.
2.6.
De rechtbank sluit voor de begroting voor de herstelkosten aan bij de door de VvE overgelegde offerte van Kone. De prijs van de offerte bevindt zich in het midden van de door DVV overgelegde offerte van Otis (voor € 54.000,-) en de door de VvE overgelegde offerte van Schindler (voor € 69.466,-). Daarnaast is de offerte door Péron als redelijk en volledig beoordeeld. Anders dan DVV betoogt, ziet de rechtbank niet in dat de door Kone aangeboden schachttableaus buiten de scope van de genoemde vervangingswerkzaamheden vallen. Geoordeeld is dat DVV de kosten voor een moderne liftbesturing (met frequentieregelaars) moet vergoeden. De schachttableaus zijn onderdeel van het door Kone aangeboden liftbesturingssysteem. Péron heeft de offerte van Kone ‘fair and reasonable” geacht en is van oordeel dat Kone niet meer heeft aangeboden dan door de rechtbank was gevraagd of noodzakelijk was. DVV heeft hiertegenover niet gemotiveerd waarom de kosten voor de schachttableaus niet als redelijke kosten ter vervanging van het besturingssysteem kunnen worden aangemerkt.
2.7.
Ook voor de snelheidsbegrenzers geldt dat dit redelijke herstelkosten zijn, die passen binnen de door de rechtbank omschreven vervangingswerkzaamheden. De rechtbank verwijst naar het door de VvE overgelegde advies van Péron, waarin Péron het volgende heeft opgemerkt over het ontbreken van nieuwe snelheidsbegrenzers in de aan de VvE verstrekte offerte van Schindler:
“Vervanging hiervan is vanwege de conditie en om technische redenen, vanwege het aanbrengen van een frequentieregelaar, wel noodzakelijk.”De rechtbank heeft geoordeeld dat de VvE aanspraak kan maken op een modern besturingssysteem, met frequentieregelaars. Zonder nadere motivering, die DVV niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom dit naar redelijkheid ook niet de hiervoor noodzakelijke vervanging van de snelheidsbegrenzers omvat.
2.8.
Wel is de rechtbank met DVV van oordeel dat vervanging van de verlichting in de machinekamers buiten de grenzen van de vier omschreven vervangingswerkzaamheden valt. De VvE heeft ook niet nader gemotiveerd waarom die kosten wel naar redelijkheid binnen één van de vier posten vallen. Deze kosten (2 x € 424,-) komen niet voor toewijzing in aanmerking.
2.9.
De rechtbank begroot de vervangingskosten voor de liften daarmee op een bedrag van (€ 64.344 -/- 2 x € 424, vermeerderd met btw =) € 76.830,16 (inclusief btw).
2.10.
De VvE heeft in haar akte na tussenvonnis ook haar eis gewijzigd, in die zin dat zij voor het herstel van de liften geen € 189.675 meer vordert maar het door KONE begrote bedrag, en dat zij ook vergoeding vordert voor de kosten van de adviezen van Péron van januari 2020 (beoordeling conditie lift) en 17 februari 2023 (beoordeling offertes) ter hoogte van respectievelijk € 1.831,94 en € 2.019,49 (inclusief btw). Zoals ook niet door DVV is bestreden, zijn deze kosten aan te merken als redelijke kosten ter vergoeding van schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. De rechtbank zal ook deze kosten toewijzen.
2.11.
Ook de over de kosten gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis zal worden toegewezen (want onweersproken en op de wet gegrond).
begroting herstelkosten kromtrekken balkonplanken en ontbrekende voorzieningen bij waterslagen
2.12.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis, naast de liften, nog twee andere concrete punten als tekortkoming aangemerkt die een aanspraak op vervangende schadevergoeding geven.
Allereerst (i) is vastgesteld dat de balkonplanken kromtrekken omdat zij te ver van de uiteinden zijn vastgeschroefd. DVV heeft bij een aantal appartementseigenaren gepoogd dit te herstellen door aan de einden de planken af te schaven en schroeven in de waterslagen te draaien, maar dit heeft op diverse balkons tot schade geleid. Ook zijn bij de eigenaar van appartement [nummer] de planken na het vastschroeven omhoog gekomen (tussenvonnis, rechtsoverwegingen 5.42 en 5.43).
Daarnaast (ii) is een tekortkoming geconstateerd bij de afwatering van de balkons. Vanaf de balkons wordt hemelwater afgevoerd over de waterslagen van de gevel. Dat is op zichzelf niet als gebrek aangemerkt. Wat wel als gebrek is aangemerkt, is dat er geen voorzieningen zijn getroffen op de plekken waar geen waterslag aanwezig is (tussenvonnis, rechtsoverwegingen 5.45, 5.48, 5.49 en 5.50). Dit oordeel van de rechtbank steunt in overwegende mate op het door de VvE ingebrachte rapport van dhr. [Naam] van Woningborg (hierna: ‘[Naam]’), meer specifiek de pagina’s 4 en 5 daarvan.
2.13.
De VvE is in de gelegenheid gesteld de kosten voor het herstel van deze twee punten inzichtelijk te maken. De VvE heeft hiervoor Pontmeyer, installatiebedrijf [Installatiebedrijf] B.V. (hierna: [Installatiebedrijf]) en [Onderaannemer] B.V. (als onderaannemer van de firma [de Firma]) om advies gevraagd. De VvE stelt dat al deze deskundigen te kennen hebben gegeven dat het door de onjuiste montage en onvoldoende constructieve ondersteuning onmogelijk is om het omhoog trekken van de houten balkonplanken op te lossen. In de offerte van [Installatiebedrijf] valt hierover het volgende te lezen:
“Advies: bestaande houten vlonderplanken zijn niet correct gemonteerd.
Te weinig constructieve ondersteuning van de bestaande houten vlonderplanken.
Weinig of geen juiste afschot waardoor regenwater in de groeven blijft staan, met gevolg aanslag op de planken waardoor deze gevaarlijk glad worden.
Ter plaatse van de gevel de laatste ca.300/400mm totaal geen onderconstructie waardoor werking (wisselen, kromtrekken en hoogteverschillen) van de bestaande houten vlonderdelen onvermijdelijk is.”
2.14.
Volgens de VvE hebben alle door haar benaderde deskundigen geadviseerd het omhoog trekken van de balkonplanken te herstellen door de houten balkonplanken te vervangen door nieuwe balkonplanken van composiet. Wanneer daarbij wordt gekozen voor lange planken die in de breedte (evenwijdig aan de gevel) worden gemonteerd met deugdelijke constructieve ondersteuning en afschot, zal het water niet meer afstromen naar de gevel maar naar de zijkant van de balkons. Daarmee is gelijk het probleem van de ontbrekende waterslagen opgelost, aldus de VvE. De kosten voor deze herstelmethode moeten volgens de VvE worden begroot in overeenstemming met de tweede offerte van [Installatiebedrijf] (productie 70 van de VvE), die neerkomt op € 132.807,47 (inclusief btw, zo’n € 5.500 inclusief btw per balkon).
2.15.
DVV heeft betwist dat sprake is van onjuiste montage of onvoldoende constructieve ondersteuning. DVV voert tevens aan dat de VvE nu stelt dat de problemen zich op alle balkons voordoen, terwijl in de dagvaarding is gesteld dat op enkele balkons de houten ondergrond is aangetast. DVV betwist dat op alle balkons sprake is van gebreken. Verder is de voorgestelde hersteloplossing volgens DVV (in hoogte) niet uitvoerbaar, omdat de balkondeuren dan zullen vastlopen. Ten slotte betwist DVV dat het plaatselijk ontbreken van voorzieningen voor waterafvoer tot enige schade lijdt.
2.16.
De rechtbank overweegt als volgt. DVV heeft, naast alle andere verweren die hierboven zijn weergegeven, terecht erop gewezen dat in het tussenvonnis ook al een oordeel is gegeven over de klacht van de VvE over de open structuur van de balkons. De rechtbank heeft deze klacht verworpen en geoordeeld dat dit geen aan DVV toerekenbare tekortkoming is. Van belang daarbij was het hieronder weergegeven oordeel dat [Naam] hierover in zijn advies had gegeven:
“Wat betreft de open structuur is het geen verplichting dat dit geleverd moet worden, is
geen gebrek. Echter is het zeker niet zo dat Woningborg goedkeuring heeft gegeven zoals
ondernemer stelt. Woningborg heeft ondernemer er op gewezen dat dit de nodige problemen op zal leveren met balkons boven elkaar gelegen en dat het niet getuigt van het afleveren van een product welke in de gebruikersfase als prettig ervaren zal worden. Ook heeft Woningborg erop gewezen beter geen hout toe te passen, beter om bijvoorbeeld composiet te gebruiken, kan je ook een meer vloeistofdichte vloer mee maken. Echter kan Woningborg het niet verplichten omdat die verplichting er niet is vanuit de wetgeving bouwend Nederland. Ondernemer heeft toentertijd besloten niets met dit advies te doen.”
2.17.
Dat de balkons zijn uitgerust met houten vlonders met een open structuur (in plaats van gesloten balkons met composiet vloerdelen), is door de rechtbank dus niet als een tekortkoming aangemerkt (tussenvonnis, rechtsoverwegingen 5.40 en 5.41). Met de door de VvE voorgestelde hersteloplossing zouden de appartementseigenaren alsnog een composiet balkon met een gesloten structuur krijgen, in plaats van – zoals overeengekomen – een balkonvloer met open structuur met houten vlonders. Daarmee zouden de appartementseigenaren dus meer krijgen dan waarop zij op basis van de koop- aannemingsovereenkomst aanspraak hadden kunnen maken. Het ligt ook voor de hand dat de appartementseigenaren voor appartementen met (duurdere) composietvloeren meer zouden hebben betaald. Een redelijke schadebegroting brengt met zich dat de VvE alleen aanspraak kan maken op herstelkosten voor een gelijkwaardig balkon met open structuur en houten vlonders. De eventuele meerkosten voor een hersteloplossing met composieten vloeronderdelen komen voor eigen rekening van de VvE
.
2.18.
Bovendien is het op basis van wat partijen tot nu toe hebben ingebracht, voor de rechtbank nog onvoldoende duidelijk of de voorgestelde vervanging met composietplanken inderdaad de enige en meest (kosten)efficiënte herstelmethode voor het omhoog trekken van de houten balkonplanken is, zoals de VvE stelt. Onduidelijk is bijvoorbeeld of herstel met houten vlonders ook mogelijk is, al dan niet met het verstevigen van de onderconstructie (en zo ja, wat dan het prijsverschil met composiet is), of dat er nog een andere (goedkopere) hersteloplossing mogelijk is. Daarbij komt dat DVV heeft gesteld dat de herstelmethode in de offerte niet uitvoerbaar is, omdat het beoogde nieuwe systeem een opbouwhoogte heeft van 70 millimeter, waardoor de balkondeuren zullen vastlopen. Ook over dit punt heeft de rechtbank op dit moment nog onvoldoende duidelijkheid. Ten slotte is onvoldoende duidelijk of en in hoeverre de problematiek met het kromtrekken van de balkonplanken en het ontbreken van afwateringsvoorzieningen zich op alle balkons in gelijke mate voordoet.
2.19.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel aannemelijk dat er schade is aan de kant van de VvE. Weliswaar heeft DVV een constructieve berekening ingebracht waaruit volgens DVV blijkt dat de balkons constructief voldoende worden ondersteund en kan worden volstaan met het aanbrengen van schroeven, maar DVV gaat eraan voorbij dat inmiddels vaststaat dat sommige balkonplanken door ondeugdelijke montage al zijn kromgetrokken en dat door eerder herstel de houten ondergrond op sommige balkons is beschadigd (zie ook dagvaarding, II.33, II.82 en III.5). Dat is schade waarvoor DVV aansprakelijk is. Bovendien heeft de VvE onderbouwd gesteld dat het kromtrekken van de balkonplanken een bredere problematiek is die zich op alle balkons voordoet of zich onvermijdelijk zal gaan voordoen.
2.20.
Gelet op alle openstaande vraagpunten, hiervoor weergegeven onder 2.18 en 2.19, beschikt de rechtbank ondanks de aanvullende akten nog over onvoldoende handvatten om de herstelkosten op voldoende juiste en passende wijze te begroten, of zo nodig te schatten.
2.21.
Het is alleszins voorstelbaar dat partijen nog enige tijd nodig hebben om de mogelijkheid en kosten van alternatieve herstelmethodes goed te onderzoeken. De rechtbank zal daarom, zoals ook oorspronkelijk door de VvE was gevorderd, de zaak met betrekking tot de begroting van de herstelkosten voor de kromtrekkende balkonplanken en de ontbrekende waterafvoervoorzieningen naar de schadestaatprocedure verwijzen. De rechtbank geeft partijen daarbij nadrukkelijk in overweging om nogmaals te verkennen of zij op deze punten samen tot een minnelijke regeling kunnen komen.
Samenvatting; buitengerechtelijke incassokosten
2.22.
De rechtbank wijst dus in dit vonnis een bedrag van € 6.759,02 toe als schadevergoeding voor de verlichting, en een bedrag van € 76.830,16 als schadevergoeding voor de liften. Op deze bedragen komt een bedrag van € 10.000,- in mindering (al vergoed door Starts), zodat een schadevergoeding van € 73.589,18 resteert. Hierbij komt een bedrag van € 3.851,43 (€ 1.831,94 + € 2.019,49) voor de adviezen van Péron.
2.23.
De VvE heeft ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De VvE heeft voldoende onderbouwd gesteld dat er buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank kent hiervoor, zoals gevorderd, een vergoeding toe in overeenstemming met de wettelijke staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit komt (op basis van de hierboven omschreven toewijsbare hoofdsom van opgeteld € 77.440,61) neer op een bedrag van € 1.549,41.
2.24.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt DVV veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de VvE worden begroot op in totaal € 5.136,88 (€ 103,38 aan dagvaardingskosten, € 2.076,- aan griffierecht en € 2.957,50 aan salaris advocaat (2,5 punten x tarief IV € 1.183,-).
2.25.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten, die in dit geval afzonderlijk zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,-). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,-) en de explootkosten van betekening toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt DVV tot betaling aan de VvE van een bedrag van € 77.440,61 aan schadevergoeding (voor de verlichting, de liften en de kosten van Péron), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van dit vonnis tot de dag waarop volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt DVV tot betaling aan de VvE van een bedrag van € 1.549,41 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt DVV tot vergoeding aan de VvE van de schade, nader op te maken bij staat, bestaande uit kosten die de VvE moet maken zodat:
  • de gevels worden voorzien van een goed en deugdelijk vochtafvoersysteem (wat inhoudt dat bij de balkons voorzieningen voor waterafvoer moeten worden getroffen op de plekken waar een waterslag ontbreekt);
  • de vloeren van de balkons worden hersteld en het kromtrekken van de balkonvloeren wordt voorkomen;
3.4.
veroordeelt DVV in de proceskosten, aan de kant van de VvE begroot op € 5.136,88 aan tot op heden gemaakte kosten, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 2.25;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 2431