ECLI:NL:RBDHA:2023:9728
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster op 6 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij een referent. De aanvraag is op 24 april 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid toegewezen. Na toewijzing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 418,50.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de relevante artikelen van de Awb die de veroordeling in proceskosten regelen. De rechtbank stelt vast dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en dat er een toezegging is gedaan om de proceskostenvergoeding te betalen. De rechtbank heeft vervolgens besloten om verweerder te veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50, gebaseerd op de waarde van het ingediende beroepschrift en de wegingsfactor.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van 6 weken na verzending.