ECLI:NL:RBDHA:2023:9754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het besluit tot verlenging van de maatregel van bewaring van eiser beoordeeld. De maatregel was oorspronkelijk opgelegd op 17 december 2022 en werd op 16 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verlengd met maximaal twaalf maanden, ingaande op 15 juni 2023. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De zitting vond plaats op 27 juni 2023, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Eiser werd met behulp van een tolk gehoord.

De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris de maatregel van bewaring rechtmatig heeft verlengd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de verlenging van de maatregel rechtmatig is. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet meewerkt aan zijn terugkeer en dat de benodigde documentatie uit een derde land ontbreekt. Eiser heeft het proces onnodig vertraagd door niet mee te werken aan zijn terugkeer, wat de staatssecretaris noopte tot verlenging van de maatregel.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiser over onvoldoende voortvarendheid van de staatssecretaris en de medische klachten van eiser beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de medische omstandigheden van eiser niet leiden tot opheffing van de maatregel. De rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het besluit tot verlenging van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 17 december 2022
1.1.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 16 juni 2023 laten weten dat de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden wordt verlengd, ingaande op 15 juni 2023 (het verlengingsbesluit).
1.2.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De zaak is op zitting behandeld op 27 juni 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris. Doordat eiser niet op tijd is aangevoerd is de zaak eerst inhoudelijk behandeld met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris. Daarna is eiser, met instemming van zijn gemachtigde afzonderlijk gehoord, met behulp van een tolk. De gemachtigde van de staatssecretaris was daarbij ook aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de maatregel van bewaring mocht verlengen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De verlenging van de maatregel is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw 2000 dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
Bewaringsgronden
5. De zware en lichte gronden die door de staatssecretaris in het verlengingsbesluit zijn opgenomen, zijn inhoudelijk niet betwist door eiser. Daarom kan nog steeds worden aangenomen dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat.
Is voldaan aan de voorwaarden voor de verlenging van de maatregel?
6. Eiser voert aan dat het niet meewerken aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit geen grond vormt om de bewaring te verlengen. Op 14 februari 2023 is zijn identiteit en nationaliteit al vastgesteld door de Marokkaanse autoriteit en geverifieerd bij de presentatie in persoon op 3 mei 2023. Dat eiser op 22 maart 2023 niet heeft meegewerkt aan de presentatie in persoon kan hoogstens worden gekwalificeerd als passieve frustratie.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor een verlengingsbesluit, zoals neergelegd in artikel 59, zes lid, van de Vw 2000 is voldaan. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet meewerkt aan zijn terugkeer en verder dat de benodigde documentatie uit een derde land nog ontbreekt. Uit de stukken blijkt dat eiser het proces onnodig vertraagd heeft door niet mee te werken. Eiser heeft namelijk de presentatie in persoon op 22 maart 2023 geweigerd en heeft ook op geen enkele manier meegewerkt aan zijn terugkeer. Eiser blijft aangeven dat hij niet wil terugkeren. Daarmee heeft eiser het proces om te komen tot terugkeer onnodig vertraagd, waardoor de staatssecretaris genoodzaakt was om de maatregel te verlengen. Op 26 juni 2023 zou eiser overigens vertrekken met een vlucht naar Marokko. Op de zitting is gebleken dat eiser deze uitzetting actief heeft gefrustreerd, waardoor hij niet uit Nederland is vertrokken.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De laissez-passer is pas vier weken na de presentatie op 3 mei 2023 afgegeven.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. De staatssecretaris is voor het afgeven van de laissez-passer afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten. Na de presentatie in persoon op 3 mei 2023, heeft de staatssecretaris nog op 17 mei 2023 en 2 juni 2023 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Verder is de laissez-passer ontvangen op 8 juni 2023, waarna een vlucht is gepland naar Marokko op 26 juni 2023. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding om meer van de staatssecretaris te verwachten.
Belangenafweging
8. Eiser voert verder aan dat een belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, omdat hij medische klachten heeft. Hij heeft aanhoudende rugklachten en pijn aan zijn schouder. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij een medische behandeling nodig heeft en dat de detentieomstandigheden zwaar op hem drukken.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om de maatregel van bewaring, gelet op de duur van deze bewaring, op te heffen. De staatssecretaris heeft de medische omstandigheden voldoende betrokken en daarbij terecht gesteld dat de medische voorzieningen in het detentiecentrum gelijk moeten worden geacht aan die in de vrije maatschappij.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
9. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie

10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Gerwen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.