ECLI:NL:RBDHA:2023:9784

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL22.10331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen en proceskostenveroordeling in asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser. Op 13 juli 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, maar het beroep van eiser is mede gericht tegen dit besluit. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet op tijd heeft beslist. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen, waardoor de rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is. Eiser heeft geen belang meer bij de uitspraak, omdat verweerder heeft gedaan wat eiser wilde.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres beroep heeft ingesteld binnen de termijn na schriftelijke ingebrekestelling, en heeft geoordeeld dat het niet juist is om eiser te benadelen vanwege een te vroege indiening van het beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 24 januari 2023. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, maar veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.10331
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 13 juli 2022 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Het beroep van eiser wordt geacht mede gericht te zijn tegen het inwilligend besluit.
Eiser wil nu nog dat de rechtbank dat zij overgaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft daarom geen belang meer bij
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
Proceskostenveroordeling
4. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, nu het bestreden besluit van 13 juli 2022 te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiser. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres beroep heeft ingesteld voor het einde van de twee weken na de dag waarop verweerder door eiser schriftelijk in gebreke is gesteld. Verweerder meent hierdoor dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om een proceskostenveroordeling. De rechtbank ziet hierin in dit geval echter geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Het gaat in deze zaak over een tweede beoordeling van een opvolgende asielaanvraag. Algemeen bekend is dat de werklast bij verweerder op dit moment leidt tot vertraging in de afhandeling van zaken en tot overschrijding van beslistermijnen. Zo ook in deze zaak. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank het niet juist om eiser tegen te werpen dat hij het beroep een dag te vroeg heeft ingediend.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op
€ 379,50. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
W. van Brakel , griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.