ECLI:NL:RBDHA:2023:9787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL22.12399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 januari 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. K. Yousef, heeft een verzoek ingediend bij de rechtbank omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat het mogelijk is om een partij de proceskosten van de tegenpartij te laten betalen op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De verzoeker is op 30 juni 2022 in beroep gegaan, omdat de verweerder niet tijdig op zijn aanvraag heeft beslist. Pas op 19 augustus 2022 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken en de rechtbank heeft verzocht om de verweerder te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank oordeelt dat, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, de verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank kent een vast bedrag toe, omdat de verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Aangezien de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn, wordt er een lager bedrag toegekend met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk wordt de vergoeding vastgesteld op € 418,50, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5.

De rechtbank veroordeelt de verweerder tot betaling van de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen 6 weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.12399
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Yousef), en
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeker is op 30 juni 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 19 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen.
5. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die
vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het
beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn rechter, in aanwezigheid van
W. van Brakel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.
24 januari 2023

Documentcode: [documentcode]