ECLI:NL:RBDHA:2023:9800
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist. Op 11 januari 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen. Eiser heeft het beroep niet ingetrokken, maar verzoekt de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan. Aangezien verweerder inmiddels heeft beslist, is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep, omdat het beroep zijn doel heeft verloren.
Wat betreft de proceskosten, oordeelt de rechtbank dat verweerder moet worden veroordeeld in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 418,50, rekening houdend met de wegingsfactor. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de betaling van de proceskosten.
De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van W. van Brakel, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.