ECLI:NL:RBDHA:2023:9804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.E. Martinez Linneman. Verzoeker had in september 2022 beroep aangetekend omdat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 2 november 2022 trok verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder had geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op een vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing had genomen.
De rechtbank kende een vergoeding toe van € 418,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank zag geen aanleiding om een hogere wegingsfactor toe te passen, zoals door verzoeker was verzocht. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.