ECLI:NL:RBDHA:2023:9807
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van de eiser om vergoeding van proceskosten. De eiser, vertegenwoordigd door A.E. Martinez Linnemann, had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van de verweerder op 21 oktober 2022 heeft de eiser zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de verweerder de proceskosten van de eiser moet vergoeden, omdat de beslissing pas na het indienen van het beroep is genomen. De rechtbank kent een vergoeding toe van € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De rechtbank heeft een lagere vergoeding toegekend vanwege de beperkte reikwijdte van de zaak, die enkel de overschrijding van de beslistermijn betrof. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 14 maart 2023.