ECLI:NL:RBDHA:2023:9821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot de verantwoordelijkheid van Frankrijk

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 mei 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De staatssecretaris heeft op 7 juni 2023 meegedeeld dat eiser op 22 maart 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser heeft aangegeven dat hij niet naar Frankrijk wil en heeft verzocht om alles in het werk te stellen om dat te voorkomen. De rechtbank heeft eiser het voordeel van de twijfel gegeven en procesbelang aangenomen.

Eiser heeft aangevoerd dat hij veel heeft meegemaakt, al lang moet wachten op de behandeling van zijn asielaanvraag en vreest voor mensen in Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de asielaanvraag niet ter discussie staat. De rechtbank is van oordeel dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de verantwoordelijkheid voor de aanvraag aan de staatssecretaris zou moeten worden toebedeeld. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.15893
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Ruijzendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De staatssecretaris heeft op 7 juni 2023 meegedeeld dat eiser volgens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 22 maart 2023 met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat eiser niet naar Frankrijk wil en dat is verzocht om alles in het werk te stellen om dat te voorkomen. Onder deze omstandigheden geeft de rechtbank eiser het voordeel van de twijfel en neemt zij procesbelang aan.
3. Eiser voert aan dat hij veel heeft meegemaakt, al lang moet wachten op een behandeling van zijn asielaanvraag en dat hij vreest voor mensen in Frankrijk.
4. De rechtbank stelt vast dat de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de asielaanvraag als zodanig niet in geding is. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen omstandigheden gevonden hoeven worden om daarvan af te wijken. Eiser heeft zijn standpunten niet onderbouwd of zodanig geconcretiseerd dat hieruit feiten kunnen worden afgeleid op grond waarvan verweerder de verantwoordelijkheid voor de aanvraag aan zich zou moeten trekken. Er zijn geen
bijzondere individuele omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan overdracht naar Frankrijk van onevenredige hardheid zou getuigen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.