ECLI:NL:RBDHA:2023:9868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AWB 22/5641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 5 september 2022 bezwaar gemaakt tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Dit bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, waarna de eiser beroep instelde tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat er griffierecht van € 184 verschuldigd was voor de indiening van het beroepschrift. De griffier had een termijn voor betaling gesteld, maar de rechtbank constateerde dat het griffierecht niet binnen deze termijn was ontvangen. Eiser was herhaaldelijk op de hoogte gesteld van de betalingsverplichting, maar heeft niet tijdig betaald. Hierdoor kon de rechtbank niet anders concluderen dan dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/5641

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van de indiener van het beroepschrift griffierecht geheven. Voor eiser is het griffierecht vastgesteld op € 184.
2. De griffier stelt een termijn voor betaling van het griffierecht. Als binnen deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [1]
3. Op 3 mei 2023 is er een nota griffierecht verstuurd naar eiser. Bij aangetekende brief van 1 juni 2023 is eiser eraan herinnerd dat hij nog niet had voldaan aan de uitnodiging om het griffierecht te betalen en is verder meegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken diende te zijn overgemaakt. Eiser is er in die brief tevens op gewezen dat bij niet (tijdige) betaling hij het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen.
5. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit het vierde, vijfde en zesde lid, van artikel 8:41 van de Awb.