ECLI:NL:RBDHA:2023:9868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 5 september 2022 bezwaar gemaakt tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Dit bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, waarna de eiser beroep instelde tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat er griffierecht van € 184 verschuldigd was voor de indiening van het beroepschrift. De griffier had een termijn voor betaling gesteld, maar de rechtbank constateerde dat het griffierecht niet binnen deze termijn was ontvangen. Eiser was herhaaldelijk op de hoogte gesteld van de betalingsverplichting, maar heeft niet tijdig betaald. Hierdoor kon de rechtbank niet anders concluderen dan dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.
De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.