ECLI:NL:RBDHA:2023:9879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. Verzoeker had op 10 oktober 2022 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Op 2 februari 2023 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 418,50, gebaseerd op het aantal punten voor het indienen van het beroepschrift, met een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn niet uitgenodigd voor een zitting, aangezien dit niet nodig werd geacht volgens artikel 8:54 van de Awb.