ECLI:NL:RBDHA:2023:9892

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
NL22.22037 en AWB 22/6532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving en Toezichtlocatie na bedreiging met geweld

Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van een Libische asielzoeker die in beroep ging tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was op 30 september 2022 geplaatst in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen na ernstige incidenten waarbij hij medebewoners en personeel met een koksmes had bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de plaatsing in de HTL gerechtvaardigd was, gezien de aard en ernst van de gedragingen van eiser, die als onaanvaardbaar werden gekwalificeerd. Eiser had ook beroep ingesteld tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die hem verplichtte zich in een bepaald gebied op te houden. De rechtbank concludeerde dat er geen contra-indicaties waren voor de plaatsing in de HTL en dat de besluiten van de verweerders voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat de opgelegde maatregelen proportioneel waren, ondanks de bezwaren van eiser over de leefomstandigheden en de veiligheid in de HTL. De rechtbank wees erop dat de Inspectie JenV geen voldoende grond had gevonden om te concluderen dat de opvang in de HTL in strijd was met mensenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 22/6532 en NL22.22037

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaken tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Libische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. drs. J.P.M. Wuite).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) te plaatsen in een Handhaving en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 1 oktober 2022 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van vrijheid van beweging opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen beide besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder zaaknummer AWB 22/6532. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder zaaknummer NL22.22037.
Op 7 november 2022 heeft eiser de gronden ingediend.
Verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend.
Op 17 november 2022 heeft eiser aanvullende gronden ingediend en verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep in afwachting van de meervoudige kamer-zitting op 8 december 2022 waarin vergelijkbare rechtsvragen aan de orde zijn.
De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding toegewezen.
De meervoudige kamer heeft op 3 februari 2023 uitspraak gedaan [1] .
Verweerder 2 heeft op 6 juni 2023 op verzoek van de rechtbank een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek op 14 juni 2023 gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 30 september 2022 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact. Zo heeft eiser verbaal en non-verbaal geweld gebruikt tegen een medebewoner, COa-medewerkers en een Trigion-medewerker, door hen met een koksmes van 30 centimeter te bedreigen en door hen met de dood te bedreigen. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen geeft verweerder 1 geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in een HTL rechtvaardigt.
2. Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 9 oktober 2022 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 ziet in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen gronden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2.1.
De vrijheidsbeperkende maatregel is met ingang van 19 december 2022 opgeheven omdat eiser is uitgestroomd in verband met het volbrengen van de HTL-maatregel.
Standpunten van partijen
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de bestreden besluiten voor eiser niet passend zijn. Eiser heeft aangegeven in zijn zienswijze ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel dat hij medische en psychische problemen heeft en dat hij moe is omdat hij al drie jaar in de asielprocedure zit. Onder verwijzing naar de conclusies die volgen uit het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid van 12 oktober 2022 (hierna: de Inspectie JenV) stelt eiser dat de toegang tot de medische noodzakelijke zorg voor eiser niet (volledig) gewaarborgd is. [2] Verder wijst eiser op de door hem aangevoerde bezwaren ten aanzien van het plaatsingsbesluit in het licht van het onderzoek van de Inspectie JenV. Eiser is van mening dat op basis van deze resultaten in zijn algemeenheid niet gesproken kan worden van een veilige omgeving. Gelet op het bovenstaande is eiser van mening dat het plaatsingsbesluit zijn doel mist en dat verweerder heeft miskend dat eiser ander soort hulp nodig heeft waarbij oprecht kan worden gewerkt aan gedragsverandering, zoals bijvoorbeeld agressietraining en een training voor verslavingsproblematiek.
3.1.
Eiser heeft verder, kort samengevat, aangevoerd dat er in de HTL, gelet op het Inspectierapport van 12 oktober 2022, mensenrechten worden geschonden in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu uit het rapport volgt dat medewerkers van de HTL onvoldoende zijn toegerust om asielzoekers met een psychiatrische en/of verslavingsproblematiek op een goede manier te begeleiden. Verder wijst eiser nog op het artikel van NRC d.d. 11 november 2022 [3] en een artikel van 9 april 2021 van mr. dr. C.H. Slingenberg. Tot slot wijst eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 19 april 2023 met kenmerk NL23.9816.
4. Verweerder 1 stelt zich ten aanzien van de conclusies uit het onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de HTL op het standpunt dat eiser niet concreet toelicht waarom op basis van objectieve bevindingen plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid al onrechtmatig is. Verweerder 1 verwijst allereest naar de beleidsreactie van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zoals vervat in de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer van 13 oktober 2022 [4] . Ten tweede wijst verweerder 1 erop dat eiser niet concreet heeft toegelicht dat en waarom hij ervan uitgaat dat in zijn algemeenheid niet gesproken kan worden van een veilige omgeving. Gesteld noch onderbouwd is dat eiser gedurende zijn tijd in de HTL onheus en disproportioneel is bejegend door het personeel aldaar, dat hij medische zorg nodig zou hebben en deze desondanks niet heeft gekregen. Verweerder 1 merkt op dat eisers stelling dat hij vanwege zijn psychische situatie niet geschikt is voor plaatsing in de HTL niet met stukken heeft onderbouwd. Verder heeft de GZA op 29 september 2022 aangegeven dat er geen medisch bezwaar is en dat plaatsing van eiser in de HTL akkoord is. Uit navraag bij de HTL is voorts gebleken dat eiser zijn weg naar GZA – met behulp van HTL-medewerkers – heeft gevonden en inmiddels meerdere afspraken heeft gehad. Verweerder 1 stelt zich onder verwijzing naar paragraaf 4.3.7 van het Maatregelenbeleid op het standpunt dat er geen contra-indicaties voor plaatsing in de HTL aanwezig zijn en dat eisers gedrag terecht is aangemerkt als onaanvaardbaar. In het plaatsingsbesluit is voldoende gemotiveerd beschreven wat er is gebeurd, wat het aandeel van eiser is geweest en dat het gedrag van eiser een zware impact heeft gehad. Eiser kan wordt daarom niet gevolgd in zijn stelling dat hij niet behoort tot de doelgroep voor plaatsing in de HTL.
4.1.
Verweerder 2 stelt zich, kort samengevat, onder verwijzing naar de meervoudige kamer-uitspraak van 3 februari 2023 van deze rechtbank en zittingsplaats [5] en naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 april 2023 [6] , op het standpunt dat geen sprake is van vrijheidsontneming.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. Uit de verslaglegging van het COa volgt dat eiser op 29 september 2022 een medebewoner, COa-medewerkers en een Trigion-medewerker met de dood heeft bedreigd. Ook volgt uit de verslaglegging dat eiser hen met een koksmes van 30 centimeter heeft bedreigd, door met dit mes steekbewegingen te maken. De politie is ingeschakeld en heeft de unit waarin eiser verbleef ontruimd en heeft eiser uiteindelijk aangehouden en meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat in de verslaglegging van het COa deugdelijk gemotiveerd is beschreven hoe de situatie is ontstaan. Eiser heeft het incident dat heeft geleid tot de plaatsing bovendien niet bestreden. De rechtbank overweegt dat verweerder 1, onder verwijzing naar paragraaf 4.3.7 en 4.1 van het Maatregelenbeleid 2021 van het COa, het gedrag van eiser terecht heeft aangemerkt als een gedraging met een zeer grote impact op de medebewoner, het COa-personeel en de Trigion-medewerker. Verweerder 1 heeft dan ook terecht gesteld dat eiser ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond. Daarnaast volgt uit het COa-dossier dat eiser in de maand september eerder een incident heeft veroorzaakt waarbij hij agressie en geweld (verbaal) tegen personen heeft geuit, namelijk op 7 september 2022. Uit dit incident volgt ook dat eiser COa-personeel heeft bedreigd en dat de politie moest worden ingeschakeld. Verweerder 1 heeft naar aanleiding van dit incident een ROV 6-maatregel (time-out) aan eiser opgelegd. Deze eerder aan eiser opgelegde maatregel heeft echter geen positieve gedragsverandering bij eiser teweeggebracht. Gelet op het voorgaande neemt de rechtbank aan dat het incident van 29 september 2022 de oplegging van de HTL-maatregel rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft overwogen dat het effectueren van opvang in eisers geval enkel mogelijk was door hem te plaatsen in de HTL gelet op de door hem veroorzaakte incidenten in de reguliere opvangvoorziening. De HTL-maatregel is derhalve proportioneel.
5.1.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet reeds op basis van de bevindingen van de Inspectie JenV, die volgen uit de brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie JenV verrichtte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de HTL Hoogeveen van 12 oktober 2022, kan worden geconcludeerd dat de leefbaarheid en veiligheid in de HTL Hoogeveen niet zodanig is dat de opvang die daar wordt geboden, niet voldoet aan de minimale norm voor opvang zoals volgt uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank wijst op de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 februari 2023, rechtsoverweging 9.1. [7] , waarin is geconcludeerd dat op basis van de brief van de Inspectie JenV, in samenhang bezien met de beleidsreactie van 13 oktober 2022 [8] , niet kan worden geconcludeerd dat de leefbaarheid en veiligheid in de HTL Hoogeveen zodanig is dat de opvang die wordt geboden in strijd is met de artikelen 3 of 8 van het EVRM. Zoals deze rechtbank en zittingsplaats heeft overwogen in haar uitspraken van 11 november 2022 [9] wordt plaatsing in de HTL in zijn algemeenheid niet onrechtmatig geacht, maar kan plaatsing in de HTL in het concrete geval wel onrechtmatig zijn. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in eisers geval geen sprake, nu eiser niet heeft onderbouwd dat in zijn concrete geval niet wordt voldaan aan de minimale norm voor opvang zoals volgt uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank wijst verder op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 april 2023, rechtsoverweging 6.1. [10] . Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om op grond van de brief van 27 maart 2023 [11] terug te komen van het eerdere oordeel in de meervoudige kamer-uitspraak van 3 februari 2023 dat er onvoldoende grond bestaat om aan te nemen dat eiser door de oplegging van het plaatsingsbesluit (en de vrijheidsbeperkende maatregel) een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat, voor zover de Inspectie JenV heeft geconstateerd dat dwang en geweld worden toegepast in de HTL, zij deze bevindingen niet voldoende acht voor het zwaarwegende oordeel dat verweerder met een plaatsing in de HTL elke vreemdeling onderwerpt aan een mensonterende of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Uit het Inspectierapport van 27 maart 2023 en de daarop gevolgde reactie van 5 april 2023 blijkt bovendien dat er snel wordt gewerkt om de leefbaarheid en veiligheid in de HTL te verbeteren naar aanleiding van de door de Inspectie JenV geconstateerde gebreken en problemen.
5.2.
De rechtbank stelt voorts vast dat geen sprake is van contra-indicaties. Eiser heeft aangevoerd dat hij kampt met medische en psychische problemen. Verweerder 1 heeft zorgvuldig gehandeld door de GZA vóór de HTL-plaatsing te raadplegen. De GZA heeft aangegeven dat er geen contra-indicatie bestaat voor plaatsing in de HTL. Ook heeft eiser geen recente medische stukken overgelegd om zijn medische en psychische problematiek te onderbouwen. Ook is niet gebleken dat de medische voorzieningen in de HTL tekortschieten of dat eiser daarvan geen gebruik heeft kunnen maken. Verweerder 1 heeft toegelicht dat uit navraag bij de HTL is gebleken dat eiser zijn weg naar de GZA met behulp van HTL-medewerkers heeft gevonden en inmiddels meerdere afspraken heeft gehad. Verder blijkt uit het door het door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de Inspectie GenJ) verrichte onderzoek ‘Toegankelijkheid zorg in de HTL’ en de beleidsreactie van de staatssecretaris van 6 februari 2023 op dat rapport dat de kwaliteit van en toegankelijkheid tot de zorg in de HTL over het algemeen goed is en dat hierbij geen sprake is van structurele tekortkomingen. Uit de beleidsreactie van de staatssecretaris van 6 februari 2023 volgt dat naar aanleiding van het rapport van de Inspectie GenJ een aantal maatregelen is getroffen om de kwaliteit en toegankelijkheid naar zorg verder te verbeteren.
5.3.
De rechtbank oordeelt dat, nu bestreden besluit 2 voor wat betreft de motivering een verwijzing bevat naar het bestreden besluit 1, dit besluit rechtmatig wordt geacht en nu eiser ook overigens geen gemotiveerde beroepsgronden naar voren heeft gebracht tegen dit besluit, het beroep tegen besluit 2 niet slaagt.
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl, op 7 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de inspectie verrichte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de handhavings- en toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen van 12 oktober 2022.
3.NRC Handelsblad ‘Wat gebeurt er achter de muren van het ‘aso-azc’ in Hoogeveen?’, 11 november 2022.
4.Kamerstukken
8.Kamerstukken
11.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie verrichte vervolgonderzoek naar onder andere de wettelijke basis geweldgebruik boa’s HTL, van 27 maart 2023.