Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser 1] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiser 1
eiseres 2
eiser 3
eiseres 4
eiseres 5
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van nareisaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, bestaande uit meerdere familieleden van een referente met Eritrese nationaliteit, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris die hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel hebben afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 mei 2023, waarbij de referente en de gemachtigden van de eisers aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvragen van eisers 1 en 2, de ouders van de referente, niet voldoen aan de voorwaarden voor nareis, omdat de referente ten tijde van de aanvraag meerderjarig was. De rechtbank stelt vast dat de eerdere afwijzing van de nareisaanvraag van de referente in 2016 in rechte vaststaat en dat de staatssecretaris niet gehouden was om opnieuw te toetsen aan artikel 8 van het EVRM in het kader van de nareisaanvraag. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet in het voordeel van de eisers uitvalt, omdat er onvoldoende hechte persoonlijke banden zijn aangetoond tussen de referente en de eisers.
De rechtbank verklaart de beroepen van de eisers ongegrond en wijst erop dat indien de eisers menen dat zij op andere gronden recht hebben op verblijf, zij een reguliere aanvraag kunnen indienen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige belangenafweging en de toepassing van de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet 2000 en het EVRM.