In deze zaak, die op 8 juni 2023 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, zijn de vorderingen van de man en de vrouw in het kader van een zorgregeling voor hun minderjarige kinderen aan de orde. De man, eiser in conventie, vorderde dat de vrouw zou worden verplicht haar medewerking te verlenen aan de zorgregeling zoals vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking. Hij stelde dat hij sinds december 2022 geen contact meer had gehad met de kinderen en dat het in hun belang was dat de zorgregeling weer werd hervat. De vrouw, gedaagde in conventie, voerde verweer en stelde dat de man de zorgregeling niet was nagekomen en dat de kinderen bang waren voor hem na incidenten in januari 2023.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de zorgregeling nooit is uitgevoerd zoals in de beschikking bepaald. De man heeft wel contact gehad met de kinderen, maar niet op de afgesproken tijden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de man tot nakoming van de zorgregeling moet worden afgewezen, omdat deze in de praktijk niet uitvoerbaar is.
Daarnaast heeft de vrouw in reconventie gevorderd om de zorgregeling te schorsen en een raadsonderzoek te gelasten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor ernstige omstandigheden die schorsing van de zorgregeling rechtvaardigen. De vordering om een raadsonderzoek te gelasten is eveneens afgewezen, omdat de noodzaak hiervoor niet is aangetoond. Beide partijen zijn in hun vorderingen afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.