ECLI:NL:RBDHA:2023:9911

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
C/09/647115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor reis met minderjarige in het kader van contactherstel

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, verzocht om vervangende toestemming van de man, gedaagde, voor een reis met hun minderjarige dochter naar Brazilië. De vrouw heeft aangevoerd dat zij met haar dochter op familiebezoek wil gaan en dat de dochter haar grootouders al vier jaar niet heeft gezien. Daarnaast wil de vrouw ook medische redenen aanvoeren voor de reis. De man heeft echter geweigerd toestemming te geven, wat heeft geleid tot deze kort geding procedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de zaak internationale aspecten heeft, gezien de Braziliaanse nationaliteit van de vrouw. De rechtsmacht is gebaseerd op de Brussel II-ter Verordening, en het toepasselijke recht is Nederlands recht. De voorzieningenrechter heeft ook gekeken naar artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op geschillen over gezamenlijk gezag.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de focus te leggen op contactherstel tussen de dochter en de man, in plaats van op lange reizen. De vrouw heeft in het verleden haar medewerking aan hulpverlening beëindigd, wat heeft geleid tot een moeizame zorgregeling. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de voorgenomen reis niet in het belang van de minderjarige is en heeft de vordering van de vrouw afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/647115 / KG ZA 23-365
Vonnis in kort geding van 8 juni 2023
in de zaak van
[eiser01]te [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. F.J. Soriano te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde01]te [woonplaats01] ,
gedaagde.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- het verweer;
- de op 25 mei 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door eiseres pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest tot [datum echtscheiding01] 2022. Zij zijn samen de ouders van de nog minderjarige [minderjarige01] geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , Brazilië (hierna: [voornaam minderjarige01] ).
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.3.
In de echtscheidingsprocedure hebben partijen samen een ouderschapsplan opgesteld, dat is opgenomen in de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank [plaats] , zittingsplaats [locatie] van [echtscheidingsbeschikking] 2022. In het ouderschapsplan zijn partijen een
co-ouderschapsregeling overeengekomen waarbij [voornaam minderjarige01] de ene week bij de man is en de andere week bij de vrouw, met het wisselmoment op de zondag. Ten aanzien van de vakanties hebben partijen afgesproken deze zoveel mogelijk op basis van 50/50 te delen.
2.4.
In het vrijwillig kader is in juni 2022 de organisatie ‘ [organisatie01] ’ betrokken geraakt bij partijen om de zorgregeling te bespreken. In oktober 2022 heeft er een jeugdbeschermingstafel plaatsgevonden. Er is toen besloten nog geen raadsonderzoek op te starten. Wel is er hulp via ‘ [organisatie02] ’ opgestart. In de periode van december 2022 tot maart 2023 heeft de man geen contact gehad met [voornaam minderjarige01] . Vanaf maart 2023 heeft [organisatie02] partijen begeleid om de zorgregeling weer op te starten. Zo zijn er in april 2023 twee contactmomenten tussen de man en [voornaam minderjarige01] afgesproken op de zaterdag rond de voetbal van [voornaam minderjarige01] . Vanaf 11 mei 2023 heeft de vrouw haar medewerking aan dit traject beëindigd. Vanuit de gemeente wordt opnieuw een jeugdbeschermingstafel aangevraagd.
2.5.
Uit een nieuwe relatie heeft de vrouw op [geboortedatum02] 2022 een zoon gekregen, [voornaam minderjarige02] .
2.6.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Braziliaanse nationaliteit.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – zakelijk weergegeven – om aan haar toestemming te verlenen, ter vervanging van de toestemming van de man, om met [voornaam minderjarige01] in de periode van 17 juli 2023 tot 14 augustus 2023 naar Brazilië te reizen en daar te verblijven, met uitvoerbaarverklaring van het vonnis, kosten rechtens.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De vrouw wil graag met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] op familiebezoek in Brazilië. [voornaam minderjarige01] heeft haar grootouders inmiddels al vier jaar niet meer gezien, terwijl zij een goede band hebben. Ook wil [voornaam minderjarige01] graag haar halfbroertje aan de Braziliaanse familie tonen. De band tussen [voornaam minderjarige01] en de man is op het moment moeizaam en [voornaam minderjarige01] wil in de zomervakantie niet bij haar vader zijn. Los van de familiebezoeken wil de vrouw in Brazilië ook naar het ziekenhuis voor een second opinion ten aanzien van haar gezondheid. Daarom wil ze langer dan de helft van de zomervakantie op reis, te weten in totaal vier weken. Zij heeft de man meermalen om toestemming voor deze vakantie verzocht, maar de man heeft geweigerd om die te geven.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

internationale zaak
4.1.
Deze zaak heeft internationale aspecten, reeds omdat de moeder de Braziliaanse nationaliteit heeft. De voorzieningenrechter moet daarom ambtshalve nagaan of zij rechtsmacht heeft en, als dat zo is, naar welk nationaal recht het gevorderde moet worden beoordeeld.
rechtsmacht
4.2.
Voor zover de rechtsmacht aan de orde is, valt deze zaak onder het toepassingsbereik van de Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (hierna: de Brussel II-terVerordening). De voorzieningenrechter baseert haar rechtsmacht in deze zaak op artikel 7 lid 1 Brussel II-terVerordening, omdat de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige01] in Nederland is.
toepasselijk recht
4.3.
Ten aanzien van de vraag welk rechtsstelsel van toepassing is, valt de zaak onder het toepassingsbereik van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (hierna: het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996). Op grond van artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 moet het gevorderde worden beoordeeld naar het recht van de aangezochte rechter, dus naar Nederlands recht.
artikel 1:253a BW
4.4.
Tussen partijen is in geschil of het de vrouw moet worden toegestaan om in de zomervakantie met [voornaam minderjarige01] naar haar familie in Brazilië te reizen. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijk uitoefening van het gezag geschillen hierover op verzoek van beide ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Vooruitlopend daarop kan de voorzieningenrechter in kort geding in spoedeisende zaken een ordemaatregel geven, waarbij de voorzieningenrechter evenals de rechtbank in een bodemprocedure de belangen van het kind tot uitgangspunt dient te nemen.
spoedeisend belang
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft gesteld om een spoedeisend belang aan te nemen. De vrouw zal daarom in haar vordering worden ontvangen.
inhoudelijk oordeel
4.6.
Gebleken is dat het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de man sinds het uiteengaan van partijen nooit overeenkomstig de tussen partijen afgesproken co-ouderschapsregeling heeft plaats gehad. [voornaam minderjarige01] heeft wel meermaals in 2021 en 2022 langere, aaneengesloten periodes bij de man verbleven als de vrouw naar Brazilië of Mexico reisde en een periode van drie maanden rond de geboorte van [voornaam minderjarige02] . Omdat de zorgregeling niet goed liep en er daarnaast zorgen waren over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige01] , is eerst [organisatie01] betrokken geweest bij partijen, waarna een jeugdbeschermingstafel is gehouden en [organisatie02] is ingeschakeld. Doel van die hulpverlening was telkens het vlottrekken van de zorgregeling. De vrouw heeft haar medewerking aan hulpverlening echter meermalen beëindigd, waardoor afspraken over een werkbare zorgregeling niet goed van de grond zijn gekomen. Uit de door de man overgelegde e-mails blijkt dat partijen in april concrete 2023 afspraken hebben gemaakt over hervatting van het contact tussen de man en [voornaam minderjarige01] rond de voetbal van [voornaam minderjarige01] . Er zijn twee contactmomenten geweest waarna de vrouw haar medewerking aan die regeling heeft gestopt.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment gefocust moet worden op contactherstel tussen de man en [voornaam minderjarige01] in plaats van op lange reizen in de vakantie. De voorgenomen reis van vier weken doorkruist op dit moment te veel het contactherstel van [voornaam minderjarige01] met de man. Op de zitting heeft de vrouw aangegeven nog voor de zomervakantie een afspraak te zullen maken om na de vakantie weer in gesprek te gaan met de man over de zorgverdeling. De voorzieningenrechter acht het echter in het belang van [voornaam minderjarige01] dat daarmee niet tot na de zomer gewacht wordt. De man heeft tot minder dan een jaar geleden een grote rol in de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] gespeeld en partijen waren in april 2023 concreet bezig met het maken en uitvoeren van afspraken rond hernieuwd contact. Bij dat contactherstel dient de prioriteit te liggen voor beide partijen. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de voorgenomen reis niet in het belang van [voornaam minderjarige01] . Het belang van contact met haar vader prevaleert ook boven contact met de verdere familie van één van haar ouders. Dat een verblijf in Brazilië noodzakelijk is voor medisch onderzoek van de vrouw zelf, is niet onderbouwd. Dat maakt dat de vervangende toestemming voor de vakantie op dit moment aan de vrouw onthouden moet worden.
proceskosten
4.8.
De vordering om de proceskosten te compenseren zal als op de wet gegrond worden toegewezen omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023.
imt