Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
- NL22.18586 (beroep);
- NL22.6116 (voorlopige voorziening I);
- NL22.18587 (voorlopige voorziening II).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'medische behandeling'. Eiser, een Marokkaanse man geboren in 1982, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning omdat hij lijdt aan de gevolgen van een ernstig ongeval. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft en niet in aanmerking komt voor vrijstelling daarvan. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en tevens twee verzoeken om voorlopige voorzieningen ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat de medische situatie van eiser geen reden is om een uitzondering te maken op de mvv-verplichting, aangezien uit een BMA-advies blijkt dat eiser medisch gezien kan reizen en er geen medische noodsituatie bij uitzetting naar Marokko wordt verwacht.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door de onderbouwende stukken van het BMA-advies niet te overleggen. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat er geen medische noodsituatie zal ontstaan bij uitzetting van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft onderbouwd waarom verblijf in Nederland cruciaal is voor zijn betrokkenheid bij de beroepsprocedure en het strafrechtelijke onderzoek naar het ongeval.