ECLI:NL:RBDHA:2023:9937
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.H. van der Poort – Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrische familieleden op basis van gezinshereniging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, bestaande uit een meerderjarige dochter en haar twee minderjarige kinderen, hebben de aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij hun vader, die sinds 2017 asielstatus heeft. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de dochter en de vader, en ook niet tussen de kleinkinderen en de vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 juni 2023, waarbij de eisers en de staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen bijzondere afhankelijkheid was tussen de dochter en de vader, aangezien zij sinds 2012 niet meer samenwoonden en de dochter een eigen gezin had gevormd. De rechtbank vond ook dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat er geen hechte banden waren tussen de kleinkinderen en de vader. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de psychische klachten van de dochter en de toepassing van Europese richtlijnen, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten, omdat deze had erkend dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op €837,-.