ECLI:NL:RBDHA:2023:9938
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Weigering verblijfsdocument op grond van het Terugtrekkingsakkoord Brexit en rechtmatig verblijf als Unieburger
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, onderdaan van het Verenigd Koninkrijk, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een verblijfsdocument op grond van het Terugtrekkingsakkoord Brexit aangevraagd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris geweigerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een beroep dat de eiseres had ingesteld tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris, waarin het bezwaar van de eiseres ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres van 15 maart 2018 tot 1 augustus 2019 rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad, maar dat dit rechtmatig verblijf is geëindigd bij een besluit van 30 maart 2021. Dit besluit is in rechte vast komen te staan door een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 9 maart 2022. De eiseres heeft aangevoerd dat zij rechtmatig verblijf zou moeten hebben op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat de eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsdocument op grond van het Terugtrekkingsakkoord.
De rechtbank heeft ook de hoorplicht in bezwaar beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen van de eiseres, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep.