ECLI:NL:RBDHA:2023:9939
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning 'familie en gezin' na echtscheiding en belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Turkse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid', welke op 20 april 2022 door de staatssecretaris werd ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 5 juli 2021, na het verbreken van de relatie met zijn ex-partner. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 juni 2023.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van gezinsleven, aangezien de relatie met zijn ex-partner is verbroken. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de intrekking van de verblijfsvergunning onrechtmatig maken. Eiser heeft ook geen rechten kunnen ontlenen aan het Besluit 1/80, omdat hij niet voldeed aan de vereisten voor legale arbeid bij dezelfde werkgever.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van €837,-, omdat hij in de beroepsfase ten onrechte niet eerder een hoorzitting heeft gehouden. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.