ECLI:NL:RBDHA:2023:9946
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvraag is ingediend op 27 januari 2022, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn werd verlengd tot 27 juli 2022, maar er is geen besluit genomen. Eisers hebben de staatssecretaris op 16 december 2022 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 9 februari 2023 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eisers verzoeken de rechtbank om de staatssecretaris op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank legt een termijn van twintig weken op voor het nemen van een besluit, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.