ECLI:NL:RBDHA:2023:9950
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. Het bezwaar van de eiser tegen deze beslissing werd niet-ontvankelijk verklaard, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateerde dat de eiser het verschuldigde griffierecht van € 184 niet had betaald binnen de gestelde termijn. De griffier had de eiser per aangetekende brief herinnerd aan de betaling, maar deze brieven zijn onbestelbaar retour gekomen. De rechtbank oordeelde dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen en dat het niet aan de eiser was toe te rekenen dat de brieven niet waren aangekomen.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenverdeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, zoals vermeld in de Awb.