In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 21 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, ontvangen, maar er is niet tijdig op beslist. Eisers hebben verweerder op 11 januari 2023 in gebreke gesteld, waarna zij op 8 februari 2023 beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat de wettelijke termijnen zijn overschreden.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. Verweerder wordt opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank komt niet toe aan de vaststelling van een bestuurlijke dwangsom, omdat daar geen verzoek voor is gedaan. Tot slot worden de proceskosten van eisers vastgesteld op € 418,50, en omdat eisers zijn vrijgesteld van griffierecht, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.