ECLI:NL:RBDHA:2023:9968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5881
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Subsidieverlening en bezwaar tegen de uitvoering van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur- en Landschap Zuid-Holland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland over de subsidieverlening op grond van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur- en Landschap Zuid-Holland. Eiser had een subsidie van € 497.764,94 aangevraagd, waarvan een aanzienlijk deel bestemd was voor functieverandering van landbouwgrond naar natuur. Eiser was het niet eens met het besluit van 5 augustus 2022, waarin zijn bezwaar tegen de subsidieverlening ongegrond werd verklaard. Hij stelde dat de begroting, die bij de aanvraag was ingediend, niet als een vaststaand budget moest worden gezien en dat er ruimte moest zijn voor overschrijding van de kosten door stijgende prijzen.

Tijdens de zitting op 22 juni 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn bezwaren toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat de verleende subsidiebedragen onjuist zijn en dat het niet aan de rechter is om vragen over de uitvoering van de subsidieverlening te beantwoorden. De rechtbank oordeelde dat verweerder geen verplichting heeft om bij de subsidieverlening al rekening te houden met mogelijke overschrijdingen van de begroting. Eiser kan bij verweerder een verzoek indienen om wijziging van de subsidieverlening indien hij verwacht dat de begroting overschreden zal worden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], gemeente [gemeente], eiser

en

het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniëls).

Procesverloop

Met het besluit van 26 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een subsidie verleend van € 497.764,94, waarvan € 463.250,- subsidie voor functieverandering en € 34.514,94 subsidie voor investering.
Met het besluit van 5 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2023 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan eiser is subsidie verleend op grond van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur- en Landschap Zuid-Holland 2013 (SKNL). De verleende subsidie bedraagt € 497.764,94, waarvan € 463.250,- subsidie voor functie-verandering van landbouwgrond in natuur en € 34.514,94 subsidie voor investering.
Eiser heeft in bezwaar een aantal vragen gesteld over de subsidieverlening en de uitvoering daarvan, die verweerder bij brief van 5 juli 2022 heeft beantwoord.
Het bezwaar heeft verweerder ongegrond verklaard omdat eiser geen inhoudelijke gronden tegen de subsidieverlening heeft ingediend.
Wat vindt eiser?
2. Eiser voert in beroep het volgende aan:
a.
Investeringssubsidie
Bij de aanvraag voor SKNL-inrichtingssubsidie moet een begroting gemaakt worden aangaande de (te verwachten) kosten. Een begroting is een raming. Maar met het besluit tot subsidieverlening is deze begroting veranderd in het budget waar binnen de kosten moeten blijven. Dit budget mag volgens verweerder niet worden overschreden. Eiser vindt dat, nu de begroting een raming is, de begroting wel mag worden overschreden. Gezien de huidige prijs ontwikkelingen op het gebied van energiekosten, materiaalkosten en arbeidskosten is het de vraag of de verwezenlijking binnen het begroot bedrag blijft. Verweerder zou een overschrijding van het budget met een bepaald percentage moeten accepteren, om dat voorkomen dat eiser halverwege moet stoppen met inrichten.
b.
Het zelf uitvoeren van de inrichting
De verleende subsidie voorziet niet of nauwelijks in zelfuitvoering van het inrichtingsproces. Verweerder heeft hierin in zijn brief van 5 juli 2022 onvoldoende gedetailleerd op gereageerd bijvoorbeeld ten aanzien van het te hanteren tarief voor het huren van een graafkraan of een trekker met kipper. Eiser stelt dat meer informatie gewenst is.
c.
De kwalitatieve verplichting (KV)
Deze beroepsgrond heeft eiser op zitting ingetrokken, omdat hij de overeenkomst inmiddels heeft getekend.
Wat vindt verweerder?
3. Verweerder heeft in het verweerschrift eisers vragen beantwoord. Eiser kan niet zo maar de begroting overschrijden. Indien eiser aan ziet komen dat hij de begroting gaat overschrijden, kan hij wijziging van de subsidieverlening verzoeken. Hij kan daarmee niet wachten tot het einde van het traject. Bij de subsidievaststelling aan het einde van het traject wordt gekeken of eiser aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Het bedrag van de subsidievaststelling zal nooit hoger zijn dan de bij de subsidieverlening goedgekeurde begroting.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangevoerd dat de verleende subsidiebedragen onjuist zijn. Voor zover eiser vragen heeft over de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen en de uitvoering daarvan, is het niet aan de rechter om deze vragen te beantwoorden. Eiser kan zich daarvoor tot verweerder wenden.
Investeringssubsidie
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat er voor verweerder geen verplichting bestaat om bij de subsidieverlening op voorhand reeds toe te staan dat de begroting met een bepaald percentage wordt overschreden.
Verweerder merkt daarbij terecht op dat bij de subsidieverlening rekening is gehouden met een in de begroting opgenomen bedrag van € 2.385,- voor ‘winst en risico’. Daarmee is in zekere mate al rekening gehouden met onvoorziene kosten.
In het systeem van de wet [1] is het bedrag van de subsidieverlening het maximale bedrag dat uiteindelijk bij de subsidievaststelling kan worden toegekend.
Dit betekent dat bij een overschrijding de begroting eiser in beginsel zelf voor deze kosten moet op draaien. Wel kan eiser, indien hij verwacht dat de begroting overschreden zal worden, bij verweerder een verzoek indienen om wijziging van de subsidieverlening. Dit verzoek moet concreet en cijfermatig worden onderbouwd. Indien verweerder dit verzoek inwilligt, kan eiser uitgaan van de gewijzigde begroting.
Zelfrealisatie
4.3.
Wat betreft de zelfrealisatie heeft verweerder al uiteengezet dat eiser de kosten daarvan aan de hand van urenstaten inzichtelijk moet maken, omdat eiser daarvan geen facturen en betaalbewijzen kan overleggen. Op die urenstaten moet eiser het door hem gehanteerde uurtarief en de verrichte werkzaamheden vermelden. Wat betreft de huur van materieel is het aan eiser om daarnaar te informeren en in de begroting op te nemen.
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder eiser aangeraden vragen die hij heeft te blijven voorleggen aan de provincie.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht