ECLI:NL:RBDHA:2024:10022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
24.1179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 17 december 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 6 juni 2023 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend op 21 juni 2023, maar de staatssecretaris heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 27 februari 2024 in gebreke gesteld en vervolgens op 18 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een andere termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres.

Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. De staatssecretaris moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en moet het griffierecht van € 187,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11790

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 december 2021 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij besluit van 6 juni 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft bij brief van 21 juni 2023 bezwaar aangetekend tegen dit besluit.
Bij brief van 27 februari 2024 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Eiseres heeft vervolgens op 18 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Het bezwaarschrift is ingediend bij brief van 21 juni 2023. De staatssecretaris moet uiterlijk beslissen binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Eiseres heeft de staatssecretaris op 27 februari 2024, dus na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. Omdat de staatssecretaris nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de staatssecretaris. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de staatssecretaris binnen acht weken na dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag van eiseres.
7. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eiseres heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door de staatssecretaris aan eiseres verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.