In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese van nationaliteit, op 17 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 22 november 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiseres wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 12 december 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 6 februari 2024 heeft de staatssecretaris alsnog een afwijzend besluit genomen op de aanvraag van eiseres.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit, wat betekent dat de rechtbank het beroep doorverwijst naar de staatssecretaris om als bezwaar te worden behandeld.
Eiseres heeft recht op een vergoeding van haar proceskosten, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, en de staatssecretaris is ook verplicht het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.