Uitspraak
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Beschikking op het op 5 november 2020 ingekomen verzoek van:
[de vader] ,
[de moeder] ,
Procedure
voorlopigeenmaal in de twee weken in het weekend op een in onderling overleg te bepalen tijdstip en locatie contact met elkaar zullen hebben, waarbij geldt dat de moeder en – indien mogelijk – de zzp’er van de moeder aanwezig zijn en dat als de omgang niet kan doorgaan omdat [de minderjarige] ziek is, de omgang ergens in de twee weken daarna moet worden ingehaald. De beslissing over een definitieve zorgregeling en over de proceskosten is aangehouden.
- de brief van 28 september 2023 van de zijde van de vader;
- het bericht van 31 oktober 2023 van de zijde van de moeder;
- de brief van 20 februari 2024 met bijlagen van de zijde van de vader
- het bericht van 27 februari 2024 van de zijde van de moeder;
- het bericht van 29 mei 2024 van de zijde van de moeder, met bijlagen;
- de brief van 30 mei 2024 van de zijde van de vader, met bijlagen.
1 mei 2024 afgewezen.
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming te Den Haag (de Raad).
Aanvullende feiten
- [de minderjarige] is bij beschikking van deze rechtbank van 31 januari 2023 onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van één jaar.
- De moeder en [de minderjarige] zijn met toestemming van de vader tijdens deze procedure verhuisd. Zij staan vanaf 26 juni 2023 ingeschreven in de gemeente [gemeente 2] .
- Bij beschikking van 7 december 2023 heeft de kinderrechter zich onbevoegd verklaard in de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de zaak verwezen naar de rechtbank Oost-Brabant.
- Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 januari 2024 is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] afgewezen.
Beoordeling
Beslissing
14 februari 2023 – :
- in de periode van juli tot en met december 2024: om de week een dagdeel;
- vanaf 1 januari 2025 om de week een dag;
door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 27 juni 204.