ECLI:NL:RBDHA:2024:10066
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- S. Ketelaars – Mast
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Turkse nationaliteit, op 24 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 17 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De rechtbank heeft op 22 december 2022 het beroep gegrond verklaard, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de gestelde termijn een besluit genomen. Eiser heeft vervolgens op 27 juni 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 4 december 2023 heeft de rechtbank het beroep wederom gegrond verklaard, maar ook nu heeft de staatssecretaris niet tijdig beslist. Eiser heeft op 28 februari 2024 opnieuw beroep ingesteld, waarna de staatssecretaris op 23 april 2024 de asielaanvraag van eiser ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft eiser verzocht om binnen twee weken te reageren op de afwijzing, maar eiser heeft geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, met een mogelijke verlenging van maximaal negen maanden. Aangezien de staatssecretaris op 23 april 2024 alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het besluit van 23 april 2024 is ongegrond verklaard, omdat eiser geen inhoudelijke gronden heeft ingediend tegen dit besluit. Eiser krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegewezen, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft de volgende beslissingen genomen: het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen het besluit van 23 april 2024 is ongegrond verklaard, en de staatssecretaris is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.