ECLI:NL:RBDHA:2024:10162
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv-aanvraag voor gezinshereniging
In deze zaak heeft eiser op 17 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn familie. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling is voldaan.
Eiser had op 12 juli 2023 een mvv-aanvraag ingediend, welke op 1 augustus 2023 door verweerder is bevestigd. Verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit op 30 januari 2024 verstreken is zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 27 februari 2024 in gebreke gesteld, en het beroep is tijdig ingediend.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen verbeurd en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 28 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier S.A. Sewratan.