ECLI:NL:RBDHA:2024:10179
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar familie in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 28 juni 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had haar aanvraag op 16 januari 2023 ingediend, en verweerder bevestigde de ontvangst op 30 januari 2023. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen te beslissen, maar deze termijn is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 4 januari 2024 in gebreke gesteld, en het beroep is op 18 maart 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
Eiseres verzocht de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren, de verbeurde dwangsom vast te stellen en verweerder op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen, gezien de bijzondere omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.