ECLI:NL:RBDHA:2024:10183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.6202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag was ingediend op 21 september 2021 en door verweerder op 22 september 2021 ontvangen. De afwijzing van de aanvraag vond plaats op 8 mei 2023, waarna eiseres op 26 mei 2023 bezwaar heeft gemaakt. De gronden van bezwaar zijn op 31 juli 2023 ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar is verstreken, en dat eiseres op 15 januari 2024 verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft vervolgens op 19 februari 2024 beroep ingesteld, wat door de rechtbank als kennelijk gegrond is beoordeeld.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. Het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet eveneens door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 28 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6202

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van de door [referent] (referent) ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van ‘verblijf als familie- en gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM’ in de procedure toegang en verblijf.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Namens eiseres is een mvv-aanvraag ingediend op 21 september 2021, welke door verweerder op 22 september 2021 is ontvangen. Bij beschikking van 8 mei 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft eiseres op 26 mei 2023 bezwaar gemaakt. Op 31 juli 2023 zijn de gronden van bezwaar ingediend. Verweerder dient nog te beslissen op het bezwaar.
3. In dit geval is de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 8 mei 2023 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. De beslistermijn is conform artikel 7:10, tweede lid, van de Awb op 17 juli 2023 opgeschort doordat verweerder eiseres in de gelegenheid heeft gesteld om nog gronden van bezwaar in te dienen, tot en met 31 juli 2023. Op 31 juli 2023 heeft eiseres gronden van bezwaar ingediend en is de beslistermijn verder gaan lopen. Verweerder heeft ook nog gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid die is neergelegd in artikel 7:10, derde lid, van de Awb om de beslistermijn (vóór het aflopen daarvan) met zes weken te verdagen. De beslistermijn eindigt daardoor op 12 december 2023.
4. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken. Op 15 januari 2024 heeft eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiseres op 19 februari 2024 beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
6. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat, als het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of indien naleving van een wettelijk voorschrift daartoe noopt, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn stellen of een andere voorziening treffen. Hiervan is in dit geval niet gebleken. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op bezwaar neemt.
7. Eiseres verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
8. De rechtbank zal bepalen dat verweerder aan eiseres een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
9. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op het bezwaar van eiseres;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
 veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro);
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 187 (honderdzevenentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 28 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.